TGIF

November 30th, 2012

Een ander mooi, oud gebouw is de Katholieke Kerk van de Onbevlekte Ontvangenis. Het is gebouwd in 1883, en daarmee een van de oudste gebouwen in deze jonge stad. Het lijkt qua vorm op het kasteel van Gargamel, maar dan in het wit. En dan bedoel ik ook echt wit. Bruidsjurkenwit. Overduidelijk dat deze kerk, net als de moskee van gisteren, zeer goed wordt onderhouden. Dat kun je niet zeggen van de oude huisjes in Victoriaans koloniale stijl een straatje verderop. De muren zijn verweerd, de ramen zijn eruit, de daken verzakt en er groeien complete struiken in de dakgoot. Deze huizen staan overduidelijk leeg, en zullen ongetwijfeld binnen niet al te lange tijd plaats moeten maken voor fantasieloze nieuwbouw. Jammer.
Iets verder lopen komt Persada Johor in zicht. Een opvallend gebouw waarin zich een congrescentrum bevindt. Dan weer een tempel; Roufo Gumiao. Een Chinese Taoistische tempel, die ongeveer even oud is als het kerkje van vanochtend. Een mooie binnenplaats met grote met koperen draken versierde aardewerken potten vol dikke wierrookstaven, en rondom de gebedsruimte zelf een soort omgang met vitrines vol antieke terracotta beelden en houtgesneden panelen.
Weer buiten passeren we dezelfde Hindoetempel als gisteravond, en nog iets verderop blijkt de poort van het Bangunan Sultan Ibrahim nu wél open. Er zit een bewaker in het poortgebouw, maar die laat ons gewoon doorlopen. Van dichtbij is het gebouw nog imposanter. Net als de wikke moskee is het een mengsel van lokale en Victoriaanse architectuur, maar de uitstraling is een stuk stoerder en statiger dan van de moskee. Het straalt echt uit dat hier vroeger de regeringsleider en de assemblee van de deelstaat zetelden. Nu staat het gebouw goeddeels leeg, al zijn er plannen het te verbouwen tot museum. Dat zou absoluut een aanwinst zijn.
Via de Indische buurt lopen we richting Istana Besar, en het daarin gevestigde Abu Bakar-museum. Helaas blijkt niet alleen het paleis, maar ook het museum en de 53 hectare grote paleistuin op dit moment gesloten. Noodgedwongen gaan we dus maar naar het grote gele gebouw dat uitkijkt over de paleistuin. Wisma Jotic. Achter de ramen met herkenbare rood/witte luifels bevindt zich het lokale filiaal van TGI Friday’s. Universeel clichévoer dat overal ter wereld verkrijgbaar is, maar evenzogoed wel gezellig en lekker :)
Het restaurant ziet er van binnen precies uit als je verwacht. Gedimd licht, Tiffany-lampen aan het plafond en antiekpruttel aan de muur. Een in het oog springend verschil is dat het deel van de kaart dat elders Jack Daniel’s Grill wordt genoemd, hier Tennessee Grill heet, en de whiskysaus heet ineens Tennessee Sauce. Natuurlijk vraag ik hoe dat komt, en wat blijkt; speciaal voor de 4 filialen in Maleisië wordt een andere saus geproduceerd dan voor de restaurants elders. Die smaakt precies hetzelfde, maar bevat geen enkele druppel Jack, en is, mede door het gebrek aan whisky, gecertificeerd halal. Gelukkig wordt er wel gewoon bier geserveerd bij het eten.
Natuurlijk tip ik de bediening stiekem dat mijn reisgenote vandaag jarig is, en dat leidt ertoe dat halverwege de maaltijd de voltallige bediening aan tafel komt om een verjaardagslied te zingen, een “interview” af te nemen waarbij een grote pepermolen een microfoon voor moet stellen – en er wordt een ijstoetje met een verjaardagskaarsje voorgezet. Genant, misschien, maar wel feestelijk.


Johor Bahru

November 29th, 2012

Bliss Boutique probeert een soort designhotel te zijn; de buitenkant van het pand is geverfd neutraal zwart, met een soort friskleurige eivormen rondom de ramen geschilderd. De kamers zijn okee, al vind ik het papiertje die waarschuwt dat je niet moet gaan zitten op het schap dat als nachttafeltje dienstdoet wat ontsierend. Het is bekend dat mensen overal op gaan zitten, liggen, staan of kruipen, en het enige dat echt helpt is zorgen dat ieder gebruiksvoorwerp stevig genoeg is iemand te kunnen dragen.
Johor Bahru is geen stad waar toeristen komen. Het is veel meer een werkstad, en de belangrijkste tak van industrie is; Singapore. Alles is hier veel goedkoper, dus bedrijven uit Singapore bouwen hun fabrieken hier, en particulieren doen hier inkopen.
Gelukkig vind ik op Wikitravel een mooi overzicht van de lokale bezienswaardigheden. Nuttig, want Johor Bahru is een erg uitgestrekte stad zonder een echt centrum. Een centraal plein zul je tevergeefs zoeken. City Square is geen plein, maar een winkelcentrum. Winkelcentra te over, hier – en dat is handig, want een winkelcentrum betekent een bushalte, en ze zijn makkelijk te vinden :)
De dag begint dus met een wandelingetje naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum; KSL. Natuurlijk loop ik even langs de winkels. Niets leert je meer over een land of gebied als een snuffeltochtje langs de middenstand. Wat me hier opvalt? Een voorliefde voor Koreaanse popmuziek en Japanse films.

Op op op op.. oppa gangnam style

De bus brengt me naar JB Sentral, het bus- en treinstation dat grenst aan het Sultan Iskandar Complex. Het meest centrale punt van de stad. Hier direct naast vind je ook het al eerder genoemde City Square, dat, ondanks de naam, het tegenovergestelde is van een stadsplein. Het is een gebouw van 36 verdiepingen, met winkels, hotels, een bioscoop, kantoren, apartementen en heel veel horeca. Je vindt hier alles, behalve een plein. Tenzij je de open ruimte op de benedenverdieping zo wilt noemen. Vanaf de winkelgalerijen kijk je uit over een levensgroot pastelkleurig gemberkoekhuisje, voorzien van de tekst “A Very Gingerbread Christmas” en ronddraaiende gemberkoekmannetjes.
Dan een wat vreemde fastfoodformule; Kenny Rogers blijkt hier niet bekend als zanger van een tenenkrommend fout duet met Dolly Parton, maar als naamgever van een grillrestaurant. Een franchiseformule die jammerlijk flopte in de Verenigde Staten, maar succesvol blijkt in Zuidoost-Azië.
Buiten vind je nog het oude station. Voor de rest is er ontzettend veel weggesloopt om het Sultan Iskander Complex te kunnen bouwen. Dat complex is een soort knooppunt dat toegang geeft tot de dam door de Straat Johore die als een soort navelstreng het Maleisische vasteland en Singapore verbindt. Alle verkeersstromen komen er samen. Hiervandaan zou je per taxi, bus of trein de oversteek naar Singapore kunnen maken, maar je kunt ook ergens anders naartoe. In mijn geval gaat de taxirit naar de Sultan Abu Bakar-moskee – een statig, hagelwit gebouw in een exotische cocktail van bouwstijlen, bovenop een heuvel met uitzicht over de Straat Johore en de skyline van Singapore. De moeite van een stop waard.
Hier direct naast bevindt zich de dierentuin. De oudste dierentuin van Zuidoost-Azië, en helaas ziet het er ook zo uit. Tuinvijvers met krokodillen, betonnen hokken met leeuwen, en allerhande beestjes in draadgazen kooien met een dak van asbest golfplaten. Dat laatste blijkt voor de dieren geen overbodige luxe, want regenen wil het hier best. Hozen is meer het woord. Voor een half uurtje is dat prima; een mooie aanleiding om een bordje miehoen met spiegelei te eten, maar daarna gaat het toch wel vervelen. Gelukkig verkopen ze hier ook paraplu’s.

Teruggaan naar JB Sentral blijkt lastig. Nu en dan rijdt er een bus voorbij, maar daar heb je weinig aan als in geen velden of wegen een halte te vinden is – en als je er al een zou vinden, is de straat eigenlijk te druk om veilig over te kunnen steken. Het voelt al niet prettig erlangs te lopen. Er is geen stoep, maar er zijn wel diepe regenplassen. Langs een drukke autoweg is dat een recipe for disaster.
Uiteindelijk lukt het toch een bushalte te vinden, juist door in de tegengestelde richting te lopen van de plek waar we eigenlijk naartoe willen – en een stief kwartiertje later stappen we weer centraal uit, een goeie twee straten van het Sultan Iskandar Complex verwijderd. Hiervandaan gaan we te voet naar de Hindoetempel Sri Raja Mariamman en het Bangunan Sultan Ibrahim – helaas te laat op de dag om deze gebouwen ook daadwerkelijk te bezoeken, maar zo in het schemerlicht heeft de architectuur iets heel prookjesachtigs.
Ook de naastgelegen Indische wijk heeft wel wat in de schemer. Ik besef ineens dat ik wel heel erg veel meer heb betaald door mijn CD’s met hedendaagse Tamilmuziek in Little India te kopen, en niet hier… anderen weten het ook. Een Indisch stel laadt de kofferbak van hun auto vol kruidenierswaren. Bijna elke week doen ze hier inkopen, en naar het schijnt is de grensovergang helemaal niet zo vervelend als je de beschikking hebt over een auto. Toch zie ik er nog steeds tegenop straks terug te moeten naar Singapore.


Kampung Morten

November 28th, 2012

Vroeg uit de veren en op deze laatste ochtend nog even snel een wandelingetje door de stad maken. Leuk. Vanuit het gasthuis loop ik naar de brug, en vanaf daar loop ik stroomopwaarts langs de rivier. Eigenlijk passeer ik dezelfde schattige bruggetjes en kermisattracties als gisteren, maar dat geeft niet; waar ik eventjes rond wil lopen is een plek die ik gisteren alleen vanaf het water heb gezien, maar die ik echtmet beide voeten op de grond moet beleven. Kampung Morten. Eigenlijk een dorp binnenin de stad. Tuurlijk, de auto’s voor de deur en elektrische lampen moet je even wegdenken, maar dan ziet het er hier ontzettend traditioneel uit. Alles is van hout. De huisjes, het tuinmeubilair, trommels op de veranda… heel apart. Relatief veel huisjes zijn ingericht als homestay. Ook een leuke manier van verblijven, dunkt me, al heb ik me ongelooflijk goed vermaakt in het fijne guesthouse in het centrum. Het was fijn, gisteravond, om in de keuken van het guesthouse het net op straat gekochte eetstalletjesvoedsel over te scheppen op een bord, en met de laptop op tafel op zoek te gaan naar een slaapplek op de volgende bestemming. Helaas was via Hostelworld niets te vinden, maar met wat gegoogle kom je ‘n heel end.
Na de wandeling door Kampung Morten sjouw ik weer richting het gasthuis. Niet meer langs de rivier, maar een beetje op gevoel door de straten. Wat ik gisteren al concludeerde blijkt echt waar; buiten het centrum is ‘t een heel gewone, generieke stad. Zelfde soort woningen, middenstand, bedrijvigheid. Het eerste markente bouwsel zie ik pas als ik weer in het centrum aankom, bij de ingang van Jonker Walk; de sportschool van bodybuilder Datuk Wira Dr. Gan Boon Leong. Deze spierbundel was ooit Mr. Universe, en wil dat graag weten ook, getuige de grote goudkleurige standbeelden van hem, met een torso breder dan die van Jerommeke in Suske en Wiske. Naar het schijnt staat hij tijdens de nachtmarkt vaak allerlei krachttoeren uit te halen en dingen te verbuigen. Niet slecht voor iemand die de tachtig reeds gepasseerd is.

Boon Leong breed als Jerom

De volgende etappe staat gepland voor vanmiddag. Terug naar busstation Melaka Sentral, en daar op jacht naar een geschikte bus voor de volgende stop; Johor Bahru. Een stad waar je helaas eigenlijk alleen maar slechte verhalen over hoort, en het eerste vooroordeel blijkt meteen waar. De taxichauffeur rijdt zonder meter. Hij noemt daarentegen wel vooraf een prijs die duidelijk hoger ligt dan die zou moeten zijn, maar ik besluit het erbij te laten. Aan de andere kant van de Straat Johore zou ditzelfde ritje minstens drie keer zoveel kosten. Het gaat maar om een paar euro, het regent, en ik wil naar m’n kamer in het hotel met de veelbelovende naam Cozy Inn, waarvoor ik gisteren heb geboekt via Agoda.
De taxichauffeur, een aandoenlijk, oud kereltje die in Nederland allang van een welverdiend pensioen zou genieten lukt het niet dit hotel te vinden, en rijdt meerdere keren hetzelfde rondje. Uiteindelijk blijkt het uithangbord van ‘t hotel op een erg onopvallende plek aan de gevel gemonteerd, waardoor je hem over het hoofd ziet. Een beetje zoals in Nederland de borden die een parkeerverbod aankondigen nog wel eens onlogisch en onopvallend geplaatst worden, kennelijk met het doel meer bekeuringen voor foutparkeren uit te kunnen schrijven.
De striemende regen die de voorruit van de taxi sneller vult dan de ruitenwisser bij kan houden en bijbehorende grauwe luchten maken het wel erg makkelijk een onopvalend bord dat te hoog hangt over het hoofd te zien.
Na een kort sprintje door de regen eindelijk binnen bij Cozy Inn. Bovenaan de trap bevindt zich de receptie, waar een goedlachse receptionist ons verwelkomt met de mededeling dat er nog kamers beschikbaar zijn. Ik zeg hem dat we gisteravond al online hebben gereserveerd en betaald via Agoda, waarop hij weer meldt dat het bij hem niet mogelijk is online the boeken. Verwarring… Ik meld dat ik even naar buiten ga op zoek naar een plek met wifi om het een en ander na te kijken. Een paar deurtjes verderop zit een ander hotel, Bliss Boutique, dat draadloos internet biedt, en tot mijn grote schrik blijkt dat ik inderdaad via Agoda een overnachting in het Cozy Inn heb geboekt – maar dan op Langkawi! Een eilandengroep hier meer dan 700 kilometer hiervandaan, vlakbij de grens met Thailand. Agoda blijkt vunzige SEO-trucjes toe te passen die ervoor zorgen dat googlen op “Cozy Inn Johor Bahru” een verwijzing oplevert naar hun pagina voor een hotel met dezelfde naam in hetzelfde land maar zo gigantisch ver uit de buurt dat een fatsoenlijke boekingssite dat bewuste hotel nooit maar dan ook nooit als relevant zoekresultaat zou beschouwen. Het verkopen van kamers en opstrijken van provisie blijkt helaas echter belangrijker voor deze club dan tevreden klanten. Jammer.
Het feit dat het naastgelegen Cozy Inn geen wifi heeft vind ik eigenlijk een dealbreaker, dus ik besluit hier bij Bliss te blijven – waar ze het wel hebben. Ik boek ter plekke een kamer voor vannacht. Wel ga ik eventjes terug naar Cozy Inn om te vertellen wat er nou eigenlijk gebeurd is. De vriendelijke man achter de balie kan er gelukkig om lachen. Ik nog niet.
Mijn stemming verbetert wel tijdens de maaltijd. Een paar deuren verderop in deze straat zit een heel fijn Frans restaurant, dat zich overduidelijk niet alleen op lokale bezoekers richt, maar ook op gasten uit het naburige Singapore, met ze wat generieke naam Chez Papa. Papa heb ik er niet gezien, maar zijn kookkunsten zijn uitmuntend. Ook leuk dat ze, zoals het hoort, aan tafel het toetje komen flamberen. Wel zonde van de Grand Marnier.

Grand Marnier brandt prima


Meer Melaka

November 27th, 2012

Hoe relaxed het hier is, blijkt erg snel uit de veelvoud aan gebedshuizen die je gebroederlijk naast elkaar ziet. In één straat zie je met het grootste gemak een hindoetempel naast een moskee naast een boeddhistentempel naast een kerk en zolang je je een beetje gedraagt en binnen netjes je schoenen uitdoet laat iedereen elkaar in z’n waarde.
De oude binnenstad van Melaka is echt een heerlijke plek om wat rond te banjeren door de smalle straatjes en de onvermijdelijke toeristenbuurten erbuiten. Omdat het leuk is bulten te beklimmen is het de moeite waard naar de ruïne van de oude kerk bovenop de heuvel achter Stadthuys te lopen. Deze bouwval was in 1548 een Portugese katholieke kerk, werd in 1641 omgebouwd tot Nederlands hervormde kerk, en deed vanaf 1824 dienst als Engels kruitmagazijn. Heden ten dage maakt het gebouw een wat verweerde indruk, maar grafstenen lezen blijft leuk – en wat direct opvalt zijn twee grafstenen naast elkaar, waarop het hedendaagse woord “ligt” totaal anders is gespeld; op de steen uit 1673 is het “leght” terwijl die uit 1678 speekt van “leyt” – spellingshervormingen kunnen snel gaan..
Bovenop deze heuvel heb je bovendien een mooi uitzicht over de stad. Toch heeft het weinig zin hier uren en uren te blijven. Weer beneden wachten het restant van het portugese fort A Famosa en de drukke toeristenwinkeltjes, waar je nu al T-shirts met de tekst “Hard Rock Cafe Melaka” kunt kopen, terwijl een paar straten verderop nog volop gebouwd wordt aan het restaurant waar straks de officiële shirts verkocht gaan worden. Die opent pas in 2013 – op een prachtlokatie aan de rivier. Iedereen die vanaf Stadthuys naar Jonker Walk loopt komt erlangs.
Aan diezelfde rivier zit een andere toeristische highlight. Het maritiem museum, met als voornaamste attractie een replica van de Flor de la Mar; een Portugees vrachtschip dat in 1511 verging tijdens een vaartocht van Melaka naar Goa.
Een boot die gelukkig niet vergaat vertrekt vanaf een aanlegsteiger vlakbij dit museum; een rondvaartboot over de Melaka-rivier is een mooie manier om meer van de stad te zien dan het historische centrum alleen. Al blijkt al snel dat het daarbuiten ook allemaal gauw wat minder spannend wordt. Het is gewoon een generieke stad, zoals er velen zijn, met winkels, restaurants, bioscopen. Hier en daar wat opgeleukt met permanent opgestelde kermisattracties als een reuzenrad en een achtbaantje en een vrij recent gebouwde monorail, die door de vele kinderziektes niet meer wordt gebruikt. Wel heel interessant om te zien vanaf het water is Kampung Morten. Traditionele Maleise houten huisjes. Van een afstandje lijkt het wel een openluchtmuseum.
Het is de bedoeling vanavond bij Capitol Satay te eten, maar helaas hangt daar een bordje op te deur met de tekst ‘close today’ – gelukkig worden restaurantformules net zo gretig gekopieerd als kledingdessins, dus zijn er meerdere satérestaurants in de buurt. Allemaal in dezelfde straat in de Indische wijk. Het concept? Een buffet met allerhande gerechtjes op een stokje – van vlees tot vis tot garnaal tot omelet tot vegetarisch, en van hartig tot zoet. Je laadt je bord vol met alles dat je lekker lijkt, en aan tafel doop je dat in een pot vrolijk pruttelende kokende satésaus. Naderhand worden de lege stokjes geteld en krijg je de rekening gepresenteerd. Leuk en gezellig.
Inmiddels is het donker, maar de Menara Taming Sari is nog open. Een ronddraaiend uitzichtsplatform brengt je tot 80 meter hoogte, en dat levert een erg mooi panorama op van een erg mooie, historische, maar ook toeristische stad.


Sleepy Hollow

November 26th, 2012

Het wordt tijd Kuala Lumpur achter me te laten. Met de monorail ga ik naar busstation Pudu Sentral. Op de eerste etage bevinden zich de loketten van de verschillende busmaatschappijen. Het is wat gezoek.. er zijn verschillende maatschappijen met bussen naar dezelfde bestemmingen, en ze hebben verschillende vertrektijden en hanteren verschillende prijzen. Het is dus zaak eerst te kijken en vergelijken, en niet als een kip zonder kop bij het eerste loket een kaartje voor de eerstvolgende bus te kopen. De bus waarvoor ik uiteindelijk een kaartje koop gaat pas over een goed uur. Er blijft dus genoeg tijd over wat te gaan eten in het foodcourt. Aan de balie koop je een pasje met een bepaald eettegoed, waarmee je je eten afrekent. Nadien lever je de kaart weer in en krijg je je wisselgeld terug.
Hierna kan ik met een lege blaas en een volle buik naar de bus. Rugzak in het bagageruim, en daarna heerlijk relaxed in de grote fauteuilstoelen achteoverleunen terwijl het landschap aan me voorbijtrekt. Zo’n twee uur later arriveert de bus op Melaka Sentral, waar een nieuw kaartje gekocht moet worden voor de bus naar het centrum van Melaka; bushalte Stadthuys. Vanaf hier is het maar een paar minuutjes lopen naar mijn slaapplaats voor de komende nachten; Roof Top Guest House. Daar binnenstappen voelt als thuiskomen. De eigenaars van dit gasthuis zijn supervriendelijk en nemen alle tijd om je alles over dit stadje te vertellen. Ik word blij van mensen die je overladen met feitjes en weetjes.
Nog voordat ik mijn bagage achterlaat op de ruime kamer met eigen badkamer ben ik een plattegrond vol balpenaantekeningen rijker en kan het verkennen van de oude binnenstad beginnen.
Het gasthuis ligt aan de rand van de Chinese wijk. Naar het schijnt de minst Chinese Chinese wijk ter wereld. De Engelsen noemden het Sleepy Hollow. In tegenstelling tot de meeste Chinese wijken, waar altijd een boel bedrijvigheid is, maar rustige straatjes. Winkeltjes die pas laat opengaan en weer vroeg sluiten. Op een paar avonden in de week na, en da’s toevallig déze avond ook. Het is avondmarkt aan Jonker Street, en het zijstraatje Jalan Hang Lekir staat vol met eetkraampjes. Een walhalla voor wie houdt van Aziatisch straatvoedsel. Toch eet ik vanavond niet op straat, maar ga ik hier naar Restoran Nancy’s Kitchen. Naar het schijnt een van de culinaire highlights van de stad, en volgens de verhalen moet je hier reserveren of langdurig in de rij staan. Toen ik er kwam was er gelukkig een tafeltje vrij. Het eten is best wel okee, zelfs lekker, maar superspeciaal durf ik het niet te noemen. Al smaakt het best goed.


Putrajaya

November 25th, 2012

Net buiten Kuala Lumpur bevinden zich twee jonge steden die niet door de loop van de jaren zijn uitgegroeid tot wat ze nu zijn, maar die zijn ontstaan op de tekentafel; Putrajaya en Cyberjaya. Cyberjaya is bedoeld als kennisstad; het Silicon Valley van Maleisië waar de ICT-gerelateerde bedrijven samenscholen. Putrajaya is het regeringscentrum waar overheidsgebouwen zijn geclusterd; parlement, rechtbank, ministeries en natuurlijk hotels, winkels, moskeeëen, congrescentra en een treinstation.
Mijn bezoek aan Putrajaya begint op het centraal station van Kuala Lumpur. Met de comfortabele treinen van KLIA transit over de Express Rail Link, de rechtstreekse spoorverbinding tussen het centraal station van Kuala Lumpur en de luxe internationale terminal van het vliegveld – een kleine 60 kilometer verderop. Putrajaya is het derde station op deze lijn, en hier stap ik uit in een nieuw, wat leeg aandoend stationsgebouw.
Putrajaya is ruim opgezet, met veel groen, waterpartijen en brede wegen. Lopen is geen optie, en deugdelijk openbaar vervoer is er ook niet echt – maar taxi’s zijn er wel, en op verzoek betaal je ze niet per afstand meer per uur, en in ongeveer twee uur tijd laten ze je de hele stad zien, en in hun allerbeste Engels krijg je uitleg over de bijzondere steensoort die is gebruikt voor de Rode Moskee, de gebouwen die je hier aantreft en hun funktie, krijg je maaltijdsuggesties, wordt gestopt op de mooie brug aan de rand van de stad en krijg je als bonus een fenomenaal uitzicht over de hele stad vanaf een heuvel. Putrajaya is een enorm contrast met de drukte en hectiek van Kuala Lumpur. Het is ruim, groen, schoon en stil – haast doods.


Kuala Lumpur

November 24th, 2012

Inmiddels is het weer bijna lunchtijd. Gelukkig is eten nooit ver weg op dit soort plaatsen. Aan de andere kant van het metrostation zit een groot foodcourt in de kelder van een kantoortoren. Alleen al voor de kruidige etensgeuren zou je daarheen gaan – of voor de supersupersuperverse fruitjes. Lekker…
Daarna is het een mooi moment om wat door de stad te banjeren. De skyline wordt gemarkeerd door hoogbouw – met overduidelijk als markantste gebouwen de meer dan 450 meter hoge Petronas Towers en de wat kleinere KL Tower. De laatste is ontworpen als zendmast, maar is in de praktijk een compleet pretpark. Er is een compleet congrescentrum gebouwd aan de voet van de toren, er zijn expositieruimtes, kermisattracties, eettentjes en een uitzichtpunt op 276 hoogte waarvandaan je een hartstikke mooi uitzicht hebt over de stad. Pas hier valt het op dat veel woontorens een zwembad op het dak hebben. Da’s pas efficient ruimtegebruik :)

Hier maak ik voor het eerste kennis met Nelson’s Corn in a Cup. Een beker geboterde suikermais die je lekker leeglepelt als tussendoortje. Kopje koffie erbij, want elk moment van de dag is een goed moment voor koffie.
Hierna kom ik na wat omzwervingen in de beroemde en beruchte straat Jalan Petaling terecht. Het hart van de Chinese wijk. Beroemd omdat het er gewoon leuk is. Berucht omdat je naast alle andere dingen die je hier vindt ook heel gemakkelijk en goedkoop allerlei namaakartikelen kunt krijgen. Voor nagemaakte merkartikelen hoef je overigens niet per se naar deze straat. Op de gekste plekken wordt dit alles gewoon openlijk verkocht alsof het de normaalste zaak van de wereld is.


SIN-KUL

November 23rd, 2012

Na een nacht op een heel klein maar knus kamertje in Chinatown is het tijd voor de volgende etappe. Ik pak mijn tassen anders in zodat ik alleen maar handbagage mee hoef te nemen. De beregrote rolkoffer die ik bij Global Brands in Cairns heb gekocht mag ik voor een paar dollar achterlaten in de bergruimte van 5Footway.Inn. Scheelt een boel gezeul.
Daarna ga ik met de metro terug naar het viegveld, vanwaar een Airbus A320 van AirAsia me naar Kuala Lumpur zal brengen. Een wel heel kort vluchtje van nog geen 300 kilometer. Toch stap je daar uit in een compleet andere wereld. Dat komt ook omdat Air Asia niet aanmeert op het hypermoderne KLIA, maar stopt op het asfalt nabij de LCCT; de Low Cost Carrier Terminal – en het ziet er ook daadwerkelijk zo goedkoop uit als de naam doet vermoeden.
Zodra je de vliegtuigtrap afkomt loop je onder een afdakje van golfplaten met de stroom mensen mee richting terminal. Bij de zebrapaden is het flink oppassen voor de voorbijrazende karretjes met bagage en de vliegtuigen die op maar enkele meters afstand met luid gierende turbines langsrijden. Ik ben wel eens op rustiger plaatsen geweest. Mocht er nog twijfel zijn; de drukte en de winkeltjes binnenin de terminal maken het echt overduidelijk… dit is Azië :)
Na wat gezoek en gevraag lukt het een buskaartje te kopen, én de bijbehorende bus te vinden, die naar het centrum van Kuala Lumpur gaat. Fijn.
Vanaf het centraal station is het een paar minuten lopen naar de monorail. Hiervoor gebruiken ze hier ook een soort OV-Chipkaart, maar in tegenstelling tot Nederland kun je gewoon met het OV als je geen pasje hebt. Je koopt gewoon bij de automaat een plastic fiche waarin een RFID-chip verstop zit die het poortje naar het perron opent. Aangekomen op het eindstation gooi je dit plastic muntje in een gleuf. Het poortje opent, en je staat weer vrolijk buiten op je eindstation. Nu, in mijn geval; Bukit Bintang. Meteen op de hoek van de straat bevindt zich mijn slaapplaats, Paradiso Bed & Breakfast. Weltrusten.


Aju Cairns

November 22nd, 2012

Als altijd wordt een laatste dag voorafgegaan door een laatste avond, en is erg geslaagd. Het kan haast geen verrassing zijn dat de avond begint in wat misschien wel de minst Ierse Ierse kroeg ter wereld genoemd mag worden. PJ O’Brien’s. Hier tref ik ook de groep mensen waarmee ik eerder al naar het Indiase restaurant ben geweest, en me hadden aangeraden Reef Teach te bezoeken. Ze zijn net terug van hun meerdaagse duikcursus, en dat word ritueel afgesloten met een borrel.
Tegen sluitingstijd gaat deze groep verder naar Gilligan’s; een gruwelijk groot backpackershostel, compleet met discotheek. Voordat ik de groep daarheen volg moet ik eerst nog even ajuus zeggen tegen de meisjes die hier de afgelopen tijd zo goed voor me hebben gezorgd. De barvrouwen van PJ’s verdienen een standbeeld. Later, bij Gilligan’s, sluit ik me weer bij de groep aan – al duurt dat niet zo gek lang.. het is al laat, en voor morgen staat er ook nog het een en ander gepland.

De auto is er nog; hij is gehuurd voor een hele dag, en hoeft dus pas tegen de middag terug. Hij staat veilig achter het hek geparkeerd bij het hostel waar Bart verblijft, een paar straten verderop. In de ochtend, na het inpakken van mijn tassen, loop ik daarheen. De tassen gaan in de kofferbak, en ik rij zelf naar het vliegveld. Een win-win-situatie – Bart kan zijn vandaag arriverende kennis zelf van het vliegveld ophalen, en het scheet ons allemaal gesjouw met tassen en busritten. Na mijn recente ervaring met Sun Palm is zéker dat laatste een pré.

Het eerste stukje van de terugvlucht zit er zo op. Twee uur en drie kwartier. Een kort huppeltje van Cairns naar Darwin. Op enig moment heb ik zelfs overwogen dit deel van de vlucht te annuleren en per bus of trein van Cairns naar Darwin te gaan. Daar is het nu mooi te laat voor; ik ben er tenslotte al, en wacht op de aansluitende vlucht naar Singapore, terwijl ik wat van de vele resterende megabytes uit de databundel van mijn Australische mobiele abonnement verstook. In Australië is alles vre-se-lijk duur… Alles, behalve mobiel bellen.
Halverwege de vlucht naar Singapore krijg ik best wel een beetje trek, dus ik begin de snackkaart te bestuderen, maar nog voordat ik een keus heb gemaakt krijg ik ineens een heerlijk geurend aluminium bakje voorgezet. Ik ben wat verbaasd als er ineens lekker te eten krijg, want ik kan me niet herinneren een maaltijd bijgeboekt te hebben, en low-costmaatschappijen geven niks voor niks. Toch lijkt het te kloppen. Mijn naam en stoelnummer staan echt op de lijst. Yay! Misschien omdat ik op verzoek van Jetstar (gratis) heb omgeboekt naar een andere, eerdere vlucht dan ik in eerste instantie had geboekt? Ik wil er niet te lang over nadenken. Lekker warm eten en een glas fris. Heerlijk :)
In de avond kom ik aan in Singapore. Het hostel dat ik heb geboekt, 5Footway.Inn, is echt ideaal gelegen; nog geen 5 minuten lopen vanaf het metrostation Chinatown, aan misschien wel de leukste, levendigste straat van de stad. Pagoda Street. Helaas is het maar voor één nachtje.

Ondanks het ontbijt op het vliegveld van Cairns en de late lunch in het internationale luchtruim lust ik best nog wel wat. Gelukkig is de overdekte markt aan de andere kant van het metrostation rijk aan eetkraampjes. Helaas zonder beschrijving in het Engels, dus ik kijk naar de plaatjes, en bestel iets dat er lekker uitziet. Minder speciaal als die Chinese kleipotmaaltijd in dat leuke restaurantje, een paar straatjes verderop, maar evenzogoed erg lekker.


Tablelands

November 21st, 2012

Vanaf 4 kilometer hoogte uit een vliegtuig springen is een eitJe vergeleken met dat waar ik echt een beetje huiverig voor ben; aan de linkerkant van de weg rijden.
Toch is het er eindelijk van gekomen hier een auto te huren voor een dag om een toertochtje te maken. Via de A1, in eerste instantie, naar het zuiden, richting Innisfail.
Het valt eigenlijk wel mee, links rijden. Niet in de laatste plaats omdat ik niet zelf hoef te schakelen. Dat doet de automaat.
Waar ik me wel regelmatig mee vergis is de richtingaanwijzer; die zit rechts van het stuur, dus meer dan eens zet ik de ruitenwisser aan als ik eigenlijk alleen maar richting aan wil geven. Je ziet de medeweggebruikers denken… ‘bloody tourists!’
De eerste stop is een geasfalteerd wandelpad langs een rotsachtige stroomversnelling in de rivier. Bovenstrooms is een rustig stukje waar gezwommen wordt, maar niet veel verder wurmt het water zich tussen de rotsen door. Nu al een indrukwekkend gezicht – als de regentijd echt begint zal dit stroompje veranderen in een genadeloze kolkende vloed. Die hekken en waarschuwingsborden staan er vast niet voor niets…
Valk voor Innisfail is er de afslag richting Atherton. Verder landinwaarts. Een mooie, heuvelachtige omgeving, vol mooie vergezichten, kronkelende riviertjes en zo nu en dan een waterval. Populair bij toeristen en locals om, waar mogelijk, te zwemmen in deze riviertjes of een waterval te gebruiken als douche.
Tegen de avond komt Atherton in zicht – en anders dan verwacht, weinig bijzondere of authentieke eetgelegenheden, hier. Het wordt vanavond dus pizza.
De terugweg naar Cairns is wel tricky. Ik was er al voor gewaarschuwd, maar je hebt een goeie twintig kilometer lang te maken met een winding road waar nogal veel aanrijdingen plaatsvinden. Zo in het donker kan ik me goed voorstellen waarom; een hoge rotswand aan de ene kant van de weg, een vangrail en ‘n afgrond aan de andere. In de bochten geldt een adviessnelheid van 40 kilometer per uur, maar je moet al stalen zenuwen en de stuurmanskunsten van een Schumacher hebben wil je je daaraan wagen. Gelukkig is het rustig op de weg…
Mooi rondje, en het viel me 100% mee, dat rijden aan de andere kant van de weg.


Osprey V

November 19th, 2012

Vandaag ben ik op de Osprey V naar het rif geweest. Dat geeft een beetje ‘n dubbel gevoel, want eigenlijk zou dat de boot zijn vanwaar ik de zonsverduistering zou gaan bekijken. Gelukkig kon ik nu de terminal en aanlegsteiger wel op tijd vinden, want het was best een mooi tochtje.
Ik heb besloten alleen maar te snorkelen en geen introduik te doen. Het is vakantie en rondzeulen met een grote fles leeflucht op m’n rug lijkt toch wat te veel op werk – al is het Great Barrier Reef natuurlijk wel een leukere omgeving dan een zeecontainer vol rook.
Bij de eerste stop had ik het na ‘n minuut of tien in het water wel gezien.
Leuk, die visjes en koraal zo vlak onder, maar het zwemt niet fijn met die grote flippers aan je voeten. Die dingen zijn zo licht dat het moeite kost je voeten onder water te houden. Staand op het dek valt ineens het kwartje… je moet helemaal niet zwemmen. Gewoon stilliggen en een beetje met je voeten flapperen is het enige dat je doen moet, en je hebt er eerder last dan gemak van als je wel kunt zwemmen.
Bij het tweede rif waar gestopt wordt spendeer ik wat meer tijd in het water. Het is tiekem heel rustgevend in het 27 graden warme water te liggen met allerlei soorten kleurig koraal en honderden soorten kleurige visjes te zien zwemmen. Ik voel een stukje leedvermaak bij het zien van een zeekomkommer, en terwijl het landschap voorbijtrekt voel ik me net Jacques Cousteau. ‘t Is net of je door een tropisch aquarium zweeft, en ik betrap mezelf erop dat ik het liefst zo snel mogelijk weer met mijn hoofd onder water wil, elke keer als er met fluitjes en handgebaren vanaf de boot om aandacht wordt gevraagd. Het kraakheldere, lauwwarme water vol grillige figuren en diertjes in bijna psychedelische kleuren voelen als een andere wereld. Een wereld waar je je niet schuldig voelt als je een dag geen krant hebt gekocht of al een half uur je mail niet hebt gecheckt. Het heeft haast iets verslavends.
Toch eindigt dit sprookje niet met lang en gelukkig. Iedereen wordt teruggeroepen naar de boot, en deze vaart terug naar Cairns.
Entertainer Elvis, een brede Aboriginal met dreadlocks, vermaakt de passagiers met z’n gitaar, en het barpersoneel zorgt voor blokjes kaas, crackers en wijn. Binnen de kortste keren stap je weer van boord en is alles bij het oude.


Skydive

November 18th, 2012


Crocodile Explorer & Reef Teach

November 17th, 2012

Het spannendste van vandaag was een boottochtje op de rivier. De Crocodile Explorer. Helaas heb ik geen krokodil gezien. Wel zag ik een beregrote boot waarmee glasvezelkabels op de zeebodem worden gelegd. De belangrijkste infrastructuur van vandaag, dus ik ben hen dankbaar.
In het water beneden zie ik honderden, duizenden jellyfishjes voorbijkomen. Blij dat ik op een boot zit en niet zelf in ‘t water lig..
Het blijft mooi om met een boot een kalm watertje af te zakken, met mangroves aan beide kanten. De gele bladeren en dode takken gebruikt de boom als zoutopslag; hij offert ze op om het brakke water te filteren tot zoet water.
Australië heeft het op twee na grootste mangrovewoud ter wereld. Alleen Indonesië en Brazilië hebben meer mangrovebos.
Mooi gebied, en een mooi vaartochtje, maar gek genoeg maakt het op mij niet superveel indruk. De boot is te groot om de smalle kreekjes op te gaan, waar je wel krokodillen zult zien, en helaas ben ik een beetje verwend. Als je al met een korjaal door de smalle kreekjes in het oerwoud langs de Marowijne hebt gevaren, en de Everglades hebt gezien vanaf zo’n propellerboot, dan maakt dit niet zo heel veel indruk meer.

In de avond ben ik naar een privéschooltje gegaan. In de bovenetage van een winkelpassage is een kantoor omgebouwd tot schoolklas. Aan het plafond hangt een beamer en visnetten vol met pluche visjes.
Mooie foto’s komen voorbij van wat er zoal in zee te zien is. Roggen en schildpadden zo groot als een tafelblad, bijzondere visjes, koraalsoorten, beestjes en schelpen waar je af moet blijven omdat ze je kunnen injecteren met dodelijk gif.
Er wordt een mooie metafoor verteld die overduidelijk laat blijken waarom we zelfs op de meest rottige dagen blij mogen zijn niet geboren te zijn als zeekomkommer, en natuurlijk is er aandacht voor de plastic soep, het feit dat de zeeschildpad het verschil niet ziet tussen een onverteerbaar ongezond plastic tasje en een lekker voedzaam kwalletje, en de schofterige manier waarop nog altijd op haaien wordt gevist. Een fenomenaal mooi beest dat moet blijven bewegen om te kunnen ademen al z’n vinnen afsnijden en levend weer overboordpleuren, zodat ie de meest gruwelijke marteldood sterft die je je maar voor kunt stellen. Eigenlijk moet je dat helemaal niet willen. Niet in de laatste plaats omdat de aanwezigheid van grote jagers essentieel is voor het voortbestaan van de biodiversiteit op de oceanen.


Tanks & Botanische tuin

November 16th, 2012

Net als Singapore heeft ook Cairns een botanische tuin. Net een stukkie buiten het centrum. Leuk wandelingetje voor een dag als vandaag.
Voordat je bij de tuin aankomt loop je eerst langs een forse botonnen brandstoftank. Een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog; er zijn toen een aantal brandstoftanks gebouwd op veilige afstand van het centrum en de haven van Cairns. Men was bang dat de Japanners Cairns zouden bombarderen, en dan is het extra vervelend als je je brandstofvoorraad temidden van de inwoners bewaart.
Heden ten dage zit er geen brandstof meer in deze tanks, maar kunst. Tank 4 is een gallerie waar lokale kunstenaars hun schilderijen en opstellingen tentoonstellen en verkopen. In de andere tanks zit onder andere een muziekpodium. Oude gebouwen herbestemmen… daar hou ik van.
De tuin op zichzelf is ook zeker de moeite waard om een tijdje door te brengen. Prima onderhouden, en de verschillende thematuinen geven een mooi beeld van wat hier zoal groeit, de evolutie van het vroegere Gondwanaland en welk nut welke plant had voor de Aboriginals.
Hiervandaan is een wandelpad door het oerwoud naar de twee meertjes in de buurt; een zoet- en een zoutwatermeertje, slechts gescheiden van elkaar door een tam beekje.


Kuranda

November 15th, 2012

De trein naar Kuranda is iets dat ik al te lang heb uitgesteld. Eigenlijk altijd vanwege het weer. Kuranda, het dorp in het regenwoud, ligt op zo’n 300 meter hoogte. Koeler dan op zeeniveau, en naar het schijnt valt er nog meer regen dan hier aan de kust.
Zelf beweren de Aussies dat ze ‘t regenachtigste regenwoud ter wereld hebben. Het eerste stukje trein is niet zo spannend. Je rijdt haast stapvoets door Cairns in een afgeladen volle wagon. Een cassettebandje vertelt het een en ander, maar dat is onverstaanbaar.
De reisleider van een groep Japanners is continu vanalles aan ‘t vertellen in een voor mij onverstaanbare taal. Ik voel me wat slaperig. Nog geen koffie gehad vandaag.
Toch is het de moeite waard wakker te blijven. De trein kronkelt door een ruig, groen landschap met tientallen bochten, tunnels en bruggen, bergen en dalen.
Best indrukwekkend als je bedenkt dat dit allemaal al in achttiennogwat met niet veel meer dan kruiwagen, schep en houweel is aangelegd. In moeilijk terrein, waar toen nog veel malaria voorkwam. Tientallen arbeiders hebben het niet overleefd.
Vlak voor aankomst in Kuranda is er een stop op een nieuw aangelegd station dat uitzicht bied over Barron Falls. Een mooie, diepe waterval, maar op dit moment van ‘t jaar niet spectaculair. Het meeste water blijft achter de dam, en een beetje spuiwater houdt de waterval in leven.
Aan het eind van de regentijd is dat naar het schijnt heel anders; dan buldert het water met bruut geweld over de rand van de dam en produceert de waterval zelf een hels kabaal en een wolk van waterdamp.

Aangekomen in Kuranda blijkt het inderdaad ontzettend toeristisch. Het dorp zelf heeft eigenlijk niets meer dan een boel bonte toeristenwinkeltjes. De boemerangs, didgeridoos, petjes, shirts en foto’s op canvas komen je bij wijze van spreken tegemoet. Vaak schalt een soort mengsel tussen psytrance en didgeridoogeluid uit de luidsprekers.
Erg rustiek is het bootje op ‘t stuwmeer. Je vaart langs de rand van het oerwoud. In het water naast je bedelen de visjes, schildpadden en eenden om brood en duiken de krokodillen schuw weg. Het bos lijkt een ondoordringbare groene massa. Als een grote, groene deken, van tientallen meters dik. Er zijn vervelende steekvliegen, maar gelukkig nestelen er twee zwaluwpaartjes op deze boot. Zij cirkelen om de boot heen, en vinden de vliegjes lekker eten.

Na het boottochtje probeer ik de lokaal verbouwde koffie. Voor de gelegenheid met een paar druppeltjes Tabasco. Wel apart. Je proeft het pittige sausje niet zozeer, maar de capsaïcine geeft wel een lekker, licht prikkelend gevoel achterin de keel. Aanrader.
De koffie op zichzelf is ook lekker, zoals alleen koffie die vers geplukt en gebrand wordt lekker smaakt….
Ik koop een zakje van 300 gram, en tot mijn verrassing krijg ik de speciale eclipskoffie; de verse bonen zijn gisterochtend in alle vroegte gebrand, terwijl recht hierboven een totale zonsverduistering plaatsvond. Het zal geen enkel verschil maken qua smaak of beleving, maar toch denk ik dat deze koffie thuis de vriezer in zal gaan. Wachtend op een gelegenheid speciaal genoeg om ervan te genieten.
Bij het bovenstation van de kabelbaan naar beneden zie ik een bekend gezicht. Iemand die ik alleen van de foto’s ken, maar toch onmiskenbaar Glen Schneider! Natuurlijk moet ik handjes schudden, en alvast wat inforatie inwinnen over de komende twee zonsverduisteringen.
Het geeft me goede hoop voor 2013 en 2015 waarin het weer een spelbreker lijkt te gaan worden. Z’n reisgenoot zegt het ook… ‘You’ve got to load the dice’ – garanties heb je nooit, maar de kans dat je 6 gooit is een stuk groter als je de 1 van een dobbelsteen uitboort en volgiet met wat lood.

De kabelbaan over het oerwoud is ook al een toeristending, maar wel erg mooi. Boven de boomtoppen zie je bloemen, vogels, vlinders, groen… het bos hier beneden is naar schatting 120 miljoen jaar oud, en in die tijd heeft zich een heel rijk en divers leven kunnen ontwikkelen.
Op twee tussenstations is het mogelijk over een steigerhouten looppad een stukje het oerwoud in te gaan, en soms heb je zelfs een gids die het een en ander vertelt. Over de medicinale werking van de ene boom, of de giftigheid van een ander besje.

Terug in Cairns is het alweer tijd om te eten. Gelukkig weet ik hier een prima Japans eettentje. Onopvallend verstopt in ‘t winkelcentrum. Ik heb hier eigenlijk alleen nog maar Japanners gezien, en over ‘t algemeen is dat voor dit soort restaurantjes een goed teken.