Sipi Falls

November 9th, 2013

Vanaf Jinja is het een goeie 100 kilometer naar Mbale, en dat ligt weer vlakbij de slapende vulkaan Mount Elgon. Door deze afstand zie ik helaas aar weinig van deze imposante bult in het landschap, op de grens van Oaganda en Kenia. Gelukkig heb ik wel tijd voor Sipi Falls, wat eigenlijk niet een enkele, maar een hele serie watervallen achter elkaar is. Je kunt te voet naar boven, maar het pad erheen is glibberig.
Verwacht hier geen railing of traptreden maar een volwaardige survivalrun over een spekglad bergpad. Slippery Falls was een betere naam geweest. Onderweg word je wel getrakteerd op een paar mooie vergezichten en landschappen die op het eerste gezicht aan een Alpenweitje doen denken. Compleet met bruggetjes gemaakt van boomstammen over het bergbeekje, grazende koetjes en wassende vrouwtjes. Alleen de koffiestruiken herinneren eraan dat dit Afrika is.
Koffie die je ook nog eens kunt proven. Op verzoek wordt een hand vol lokaal verbouwde bonen ter plekke gebrand en verpoederd, waarna je kunt genieten van een heerlijke kop supersupersuperverse koffie van 100% Arabicabonen.
Op nog specialer verzoek kun je naar de lokale drankkeet, waar een compleet drinkritueel plaatsvindt rondom een plastic emmer, gevuld met een zurige, gefermenteerde maïsdrab. Eigenlijk gewoon een huisgestookte variant van Chibuku; de alcoholische maïsdrank die je in Zimbabwe en Botswana voorverpakt in de winkels kunt kopen. In de emmer hangen rubber slangetjes die door de bezoekers van deze keet als rietje worden gebruikt. Het lijkt wel een Arabisch waterpijpritueel, maar in plaats van gerookt wordt hier gedronken – en gegeten. Chibuku is zo visceus en zetmeelrijk dat het ook honger stilt.


Jinja

November 8th, 2013

Vanaf Kampala is het niet ver naar Jinja. De weg erheen is goed, en rijdt vlot door. Vandaar of hierdoor zie je langs de weg van Kampala naar Jinja de nodige fabrieken van Chinese investeerders.
Jinja is vooral bekend als de plaats waar de Nijl ontspringt uit het Victoriameer. Thrillseekers uit de hele wereld komen hierheen om te raften op de Nijl, en dat maakt van Jinja een toeristisch, levendig stadje. Er hangt een groot spandoek dat uitnodigt voor een straatfeest, maar ik ga deze avond naar een optreden van een coverband uit Kampala, die drie avonden per weekend optreden in de bovenzaal van het Nile View Casino.


Bwindi Impenetrable Forest

November 6th, 2013

Ook gisteren stond weer in het teken van een akelig lange rit. Pas na middernacht kwamen we eindelijk aan in het Nshongi Camp. Hoog in de bergen, dus koud. Gelukkig heb ik m’n winterjas bij me. Die komt erg goed van pas, gedurende de nacht en de vroege ochtend.
Meteen na het ontbijt moet ik in het Bwindi National Park aanwezig zijn op de briefing voor de gorillawandeling van vandaag. Er zijn er meer; bij de slagboom staat een heuse file. Bij de registratie wacht een onaangename verrassing; ik wordt doorgestuurd naar een ander vertrekpunt om m’n wandeling te beginnen. Nog weer 2 uur rijden. Een mederwerker van Uganda Wildlife Authority gaat mee om de weg te wijzen over de bochtige zandwegen door dit heuvelachtige landschap. Onderweg moet zelfs bijgetankt worden, al blijkt een volle tank geen optie. Het pompstation heeft geen electriciteit, dus de V-snaar binnenin de behuizing van de pomp loopt niet naar de electromotor die normaliter de pomp aandrijft, maar naar een handwiel met een zwengel. Het oude vrouwtje dat de pomp bedient slingert voor vijftigduizend shilling in de tank, en daarna gaan we verder. Hier krijg je overigens maar een liter of tien voor dat geld. Benzine is Vreselijk duur in Oeganda, en verder buiten Kampala wordt het steeds duurder. Het verbaast me echt dat er uberhaupt nog auto’s rijden.
Bij het kantoortje van het Uganda Wildlife Authority aangekomen is er goed nieuws. De groep is al weg, maar ze hebben na 2 uur wandelen nog geen gorilla gezien, en er wordt geregeld dat ik word opgehaald om me bij de groep aan te sluiten. Hierdoor mis ik de spanning van het speuren wel een beetje; kort nadat ik de rest van de groep tegenkom zie ik de eerste gorilla’s al. Toch is het een prachtige ervaring deze kolossale dieren zo dichtbij in het wild tegen te komen. Ze zijn rustig. Het boeit ze kennelijk niks groepen mensen te zien. De silverback slaapt zelfs, en snurkt. Kennelijk heeft hij zwaar getafeld, want hij laat ook de nodige scheten. Het zijn net mensen.. alleen wat hariger. Ook de volgende groep gorilla’s, uit dezefde groep, maakt een heel ontspannen indruk. De meesten rusten, een kleintje kauwt fanatiek op boombladeren. Een speurder vertelt een schrijnend verhaal over een van de jonge gorilla’s hier; hij is wees, nadat z’n moeder per ongeluk werd ombracht door een silverback. Twee mannetjes vochten om ditzelfde vrouwtje, en zij kon zelf niet kiezen. Het ging mis toen één van de mannetjes haar wou markeren met een litteken, zoals overdominante mensenmannetjes hun vrouwtjes soms laten tatoeëren.
Tijdens de terugwandeling uit het Bwindi Impentrable Forest regent het heftig. Niet fijn op deze ondergrond. Het rode zand verandert in een soort spiegelgladde klei, de keien zijn zo mogelijk nog gladder, en gras en begroeiing bieden ook niet al te veel houvast. Terug bij de auto moet ik me dan ook eerst omkleden. Al mijn kledig is totaal doorweekt, en ik heb er weinig zin in verkouden te worden. ‘t Is een zware, vermoeiende wandeling, en het aanvragen van een vergunning om hier te lopen is duur en omslachtig, maar de ervaring is onvergetelijk.


Zonsverduistering

November 3rd, 2013

De langverwachte dag is daar. Vandaag zal in een smalle strook land over Afrika, van Gabon, via de Congo’s, Oeganda, Kenia, Ethiopië tot Somalië een totale zonsverduistering te zien zijn. Hier in Pokwero gebeurt dat pas in de namiddag, en de verduistering duurt nog maar een kleine 20 seconden, terwijl dezelfde zonsverduistering in Gabon nog een hele minuut duurt, en boven de oceaan zelfs nog langer. Toch heb ik rationeel de keuze gemaakt voor deze 20 seconden, omdat de kans op mooi weer groter is dan ten westen van hier, waar je vooral tropisch regenwoud aantreft. Het is een beetje onlogisch om in de regentijd naar het regenwoud te gaan als je de zon wilt zien :P
Het feit dat er hier een bekende Nederlandse weerman rondloopt sterkt me in de gedachte dat ik waarschijnlijk een verstandige keuze heb gemaakt.
Het hele gehucht Pokwero is in een feestelijke stemming. Er zijn kraampjes waar eten, drinken en T-shirts worden verkocht en Coca Cola heeft er een podium waar een DJ muziek draait. Bij Owiny Primary School blijkt de sponsoring vooral in handen van concurrent Pepsico. Er hangen vlaggen van de bekende frisdranken Pepsi en MountainDew (dat hier voluit geschreven wordt; de afkorting MTN lijkt te veel op de merknaamnaam van een telecomprovider) en ook hier is een complete markt waar eclipsbrilletjes, houtsnijwerken, shirts, drinken en eten worden verkocht. Er zijn strenge veiligheidsmaatregelen. Iedereen met een fotocamera of een tas moet z’n tas laten röntgenen en door een metaaldetector lopen. Op het sportveld waar gisteren alleen nog maar een monument stond, staan nu tenten vol plastic tuinstoelen. Om de een of andere reden mag ik in het VIP-vak zitten. Recht voor me zit, in vol ornaat, compleet met galajurk, sjerp en diadeem, Miss Uganda.
Voorafgaand aan de zonsverduistering wordt een compleet programma vol zang en dans vertoond waarvan helaas weinig te verstaan is. De luidsprekers staan niet op een centraal punt opgesteld, maar zijn verspreid over de tenten waardoor alle geluiden versmelten tot een wilde kakofonie van echo’s. Zonde, want iedereen die hier mag staan legt zijn ziel en zaligheid in z’n optreden.
Een goeie tien minuten voorafgaand aan het eerste contact is het officiële gedeelte afgelopen, en wordt iedereen uitgenodigd de tuinstoeltjes op het veld te zetten, en met gepaste oogbescherming te wachten tot de maan voor de zon schuift. Dat duurt niet lang. sterker nog; ik twijfel minutenlang of er sprake is van eerste contact of een wolk voor de zon. Het blijkt inderdaad de maan die een voorzichtig hapje van de zon knabbelt. Al zijn het niet veel later ook wolken die roep in het eten komen gooien. Veel, hele dikke wolken. Net als vorig jaar vrees ik dat nu echt het moment is aangebroken dat ik voor ‘t eerst van mijn leven geen totale zonsverduistering maar een zware wolkenlucht te zien krijg. Maar ook nu weer komt alles goed. Enkele minuten voor de totaliteit breekt het wolkendek open en is de zon weer goed zichtbaar. De zon is nog niet eens geheel verduisterd, en nu al klinkt er een enorm gejuich. Dit gejuich vermengt zich met opzwepende muziek. Veel mensen staan liever dan dat ze zitten, of zijn zelfs aan het dansen. Het licht van de zon is anders. Geler. Fletser. Schaduwen zien er onscherp uit. Nu en dan een windvlaag. Het is bijna zover. Dan de totaliteit zelf. Wederom veel gejuich. Een prachtige gebroken diamanten ring aan het begin, een corona die te kort zichtbaar is om de details ervan te onthouden, en dan wederom een diamanten ring. Derde contact. De totaliteit is voorbij. Wat was het kort, maar ook mooi en ook spannend.

Na afloop van de totaliteit vertrekken de eerste mensen alweer. De die hards blijven. Sommigen omdat een zonsverduistering pas voorbij is als de maan niet meer voor de zon staat. Anderen om te blijven dansen op de nog altijd luid spelende muziek, nog anderen om op de foto te gaan met het eclipsmonument dat eerder vandaag officieel werd onthuld door de president. Dit was niet de mooiste zonsverduistering ooit, maar wel een superspannende, en uitermate bijzondere ervaring. Volgende keer weer?

Ik koop nog wat te eten. We hebben een lange rit terug voor de boeg. De bakjes en de vorkjes zijn op, dus het eten wordt geserveerd in een plastic zakje en mijn handen worden gewassen. Het beste eetgereedschap zijn je eigen handen.
Bij de auto aangekomen blijkt dat we op de terugweg ruimer kunnen zitten. De Duitse jongens krijgen van een groep mensen een lift naar hun volgende bestemming. Dat scheelt ze een rit naar en overnachting in Kampala en een busrit. Ze beginnen ook meteen te drammen of ze niet een deel van hun benzinegeld terug kunnen krijgen, omdat ze niet meer mee terug zullen rijden.
Nu er wat meer ruimte in de auto is, is er de mogelijkheid een oud mannetje met een doorgroefd gezicht een rit terug naar Pakwach aan te bieden. De Amerikaanse jongen gaat hiervandaan door naar Fort Portal dus ook hij gaat niet mee terug naar Kampala. Dat maakt de terugrit duurder, maar zorgt wel voor wat meer beenruimte op de lange, lange weg terug.


Pakwach en Murchison Falls

November 2nd, 2013

Het was de bedoeling gistermiddag al vroeg te vertrekken naar Gulu en daar tegen de avond aan te komen, maar plannen veranderen. Er sluiten zich twee Duitse jongens bij ons aan, en met hen zijn we ‘s middags pas vertrokken richting Pakwach, om er middenin de nacht aan te komen.
In tegenstelling tot Nebbi en Gulu ligt Pakwach niet in de totaliteitszone, maar is er wel vlakbij. Het gehucht Pokwero ligt wel in de smalle strook land waar de zonsverduitering zichtbaar zal zijn, maar hotels of campings zul je hier tevergeefs vinden. Wel vind je hier de Owiny Primary School waar enorme festiviteiten gepland zijn rondom de zonsverduistering. De president van Oeganda komt, en er is een heel leger aan ambassadeurs, consuls, stamhoofden, koningen en vertegenwoordigers van NGO’s uitgenodigd. Het hardnekkige gerucht gaat dat Brad Pitt en Angeline Jolie ook komen. Middenop het speelveld staat een monument dat morgen door de president zal worden onthuld. Het belooft een hele ervaring te worden, morgen.

Vanaf hier gaan we naar het nabijgelegen Murchison Falls. Bij de poort van dit nationaal park tref ik een Amerikaanse jongen die ik in 2005 ontmoette voorafgaand aan de ringvormige zonsverduistering in Madrid. Hij heeft net interviews gegeven aan een camjo van een lokaal station en aan een journaiste van Voice of America. Het is jammer dat onze auto al flink vol is, anders zouden we samen naar de Nijl kunnen rijden om daar op de boot naar de waterval te stappen.
De autorit door het park is een ervaring op zich. Het is maar een kilometer of 50 tot de oever van de rivier, en toch doe je er al gauw een paar uur over. Ondertussen zie je prachtige landschappen en veel wilde dieren. Bij de Nijloever aangekomen blijken de rondvaartboten allemaal volgeboekt, dus zit er weinig anders op dan met de veerpont over te steken en per auto naar de waterval te gaan. Gek genoeg blijkt vlak voor de vertrektijd van de pont toch nog ruimte op de rondvaartboten. De Amerikaanse en Duitse jongens kopen een kaartje.
Murchison Falls zelf is het bezoek meer dan waard. Wat een prachtige plek. De brede Nijl die voor je ogen in een kolkende massa verandert en zich daarna door een zes meter smalle spleet wurmt, en daarna in etappes nog meer hoogteverschil overwint. De spray van de watervallen geeft het idee dat het hier regent. Fenomenaal.

Terug in Pakwach wil ik pinnen. Helaas is er geen enkele bank die overweg kan met Mastercard, dus aan mijn bankpas met Maestro-logo heb ik hier niets, maar er is een Stanbic-filiaal, dus ik zou tweehonderdduizend shilling kunnen pinnen met mijn Visa-card. Helaas moet de vriendelijk lachende bewaker me teleurstellen. Pakwach is niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, en na kantooruren zet het bankpersoneel de aggregaat uit, waardoor ook de geldautomaat geen stroom meer krijgt. Ik zal mijn noodvoorraad Amerikaanse Dollars aan moeten spreken om wat te eten te krijgen, vanavond.


Baha’i

November 1st, 2013

Over het algemeen is de architectuur in Kampala niet om over naar huis te schrijven, maar de Baha’i-tempel is daarop een uitzondering. Hoog bovenop een groene heuvel, omringd door een tuin, zo groot dat je het een park zou kunnen noemen, staat een koepelachtig achthoekig gebouw dat op het eerste gezicht wat op een Russisch orthodoxe kerk lijkt, maar dan met metershoge gebrandschilderde ramen, en met een benedenverdieping die weer wat op een etage van een Chinese tempel lijkt. Binnenin vind je houten kerkbanken en een spreekgestoelte. Boven iedere deur hangt een gebeeldhouwde steen met Perziche tekens.
Ieder continent heeft één Baha’i-tempel, dus dit is de enige tempel van Afrika. Of één van de velen, het is maar hoe je het bekijkt. De Baha’i geloven tenslotte dat elk mens anders is, maar gelijkwaardig, en daarmee ook dat elke religie even waar is. Abraham, Jezus, Mohammed, Zoroaster en Boeddha zijn profeten van dezelfde scheppende entiteit, en of iemand shinto, hindoe, katholiek of humanist is boeit niet zolang je maar een beetje lief bent voor elkaar.


Even naar de evenaar

October 31st, 2013

Binnenin de republiek Oeganda bevindt zich het koninkrijk Buganda. Sinds de jaren 90 wordt de monarchie weer erkend door de centrale overheid. Het parlement van het koninkrijk Buganda is open voor bezichtiging. Er is geen zitting op het moment dat ik het parlement bezoek. Was die er wel geweest, dan zou ik er weinig aan hebben gehad als ik op de publieke tribune had gezeten, want de vergaderingen hier zijn in het Luganda. Voor de rest zijn deze vergaderingen ook niet veel meer dan informatieve bijeenkomsten waarin de dagelijkse gang van zaken wordt doorgesproken. Dit parlement heeft waarde voor de Muganda, meer heeft verder geen besluitvormende of wetgevende macht. Datzelfde geldt voor de rechtbank, waar vooral familiekwesties worden uitgevochten. Een beetje vergelijkbaar met de kerkelijke rechtbanken die je in Europa op steeds meer plaatsen ziet – of met een uitzending van De Rijdende Rechter. Ondanks dat het eigenlijk alleen maar ceremonieel is, is de koning populair, en doneren de onderdanen een deel van hun inkomen aan het koninkrijk. Voor de ingang van het parlement staat een vrachtauto met stengels suikerriet en twee koeien erop. In een kantoortje verderop worden op naam gestelde gewaarmerkte certificaten verkocht. Veel families en bedrijven kopen er ieder jaar eentje, en hangen deze, ingelijst, tegenover de voordeur, zodat het het eerste is dat bezoekers te zien krijgen – en voor wie een Mugandameisje wil trouwen zijn ze verplicht onderdeel van de bruidsschat.
Vanaf de bovenverdieping van het parlementsgebouw kijk je uit over een lange, rechte weg die doet denken aan de soortgelijke kaarsrechte wegen die je in plaatsen als Grenoble, Parijs en Brussel ziet; Kabakaanjagala. Helemaal aan de andere kant van deze kaarsrechte weg zie je het koninklijk paleis. Eigenlijk is deze weg een rechtstreekse kopie van de Royal Mile van Edinburgh. Koning Muteesa kwam op het idee voor een kaarsrechte verbindingsweg tussen het paleis en het nieuw te bouwen parlement in 1953, tijdens zijn verblijf in Schotland. Het was de bedoeling de weg in te richten als laan, omzoomd met 52 bomen; voor iedere Buganda-clan eentje. Op dit moment is de weg nog geflankeerd door kale bermen van rood zand, maar dat gaat veranderen. Er is ruim zeven euroton geoormerkt voor een opknapbeurt van deze straat. Het aanplanten van bomen is meebegroot.
Het paleis, Olubiri Lwe Mengo, staat op de plaats waar al sinds 1885 een paleis staat, maar is in die tijd een aantal keren herbouwd. Dat hier heden ten dage uberhaupt nog een paleis staat komt dan ook vooral doordat ze het gebouw, na de staatsgreep van 1966, goed konden gebruiken voor andere doeleinden. Datzelfde geldt voor de bunker op het terrein die bedoeld was als munitiedepot, maar deze akelige kelder werd door Idi Amin gebruikt als martelkamer.

Buiten Kampala vind je een echt toeristending; de doorgaande weg van Kampala naar Masaka loopt praktisch over de plek waar de evenaar en de tweeëndertigste breedtegraad elkaar kruisen. Dat schreeuwt om een klassieke foute roadside attraction, en die vind je hier dus ook. Er is een witte lijn geschilderd over de weg, waarmee de grens tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond wordt gemarkeerd, en deze streep loopt door in ‘t restaurant naast de weg. Uiteraard staan sommige tafeltjes precies op deze lijn, met stoelen ten noorden en ten zuiden ervan. Ook zijn ze hier niet te beroerd om tegen betaling van tienduizend Shilling een bekend trucje uit te halen. Drie bakken zijn voorzien van reliëf dat ervoor zorgt dat water links- of rechtsom naar beneden kolkt, of juist rechtstandig naar beneden loopt. Hiermee doen ze net alsof het Corioliseffect zo sterk is dat een waterbak op het zuidelijk halfrond andersom leegloopt als in het noorden. De grootst mogelijke onzin, natuurlijk – maar afgaand op de reacties in het gastenboek zijn er hele volksstammen die erin geloven, en graag 3 euro betalen om zich te laten foppen.


Rwenzori en Amabere

October 29th, 2013

Opstaan in Ruboni Community Camp is mooi. Huisjes middenin de natuur, tussen het groen, en een kabbelend beekje voor de deur. Het is jammer dat er gisteren een 7 uur durende autorit aan vooraf moest gaan, maar dit is een prachtige plek om te zijn. Het ontbijt is bijzonder; een dikke pannenkoek die smaakt als een wafel met kaneel.
Dit vakantiepark is eigendom van de Ruboni, die iets verderop hun dorp hebben, en de winst komt in het geheel ten goede aan deze gemeenschap.
De poort van het Rwenzori National Park is op loopafstand. Hier wandelen is niet goedkoop; je betaalt USD 35 voor toegang tot het nationaal park, en daarop een verplichte USD 15 voor de begeleiding door een parkranger.
Achteraf bezien was het een inschattingsfout hier nu naartoe te gaan. Dit park is fantastisch, maar je hebt tijd nodig. De enige manier om het park en de besneeuwde bergtoppen te zien, is door een volle week te blijven. 4 dagen klimmen, 3 dagen afdalen. Die tijd heb ik nu niet.
Achteraf blijkt er vlakbij Fort Portal een wandelpad te zijn waarmee je in een uurtje of 8 tot 3000 meter hoogte kunt klimmen op de noordelijke uitloper van de bergrug. Dat was voor dit moment wellicht een beter alternatief. Bovendien is Fort Portal best een leuk stadje. Druk, maar een oase van rust, in vergelijking met Kampala. Betaalbaarder ook. Voor de prijs van een pizza in Kampala heb je in Fort Portal een biefstuk met aardappeltjes.
uiteindelijk ga ik ook in Fort Portal een stukje wandelen. Niet op het pad richting 3000 meter hoogte, maar bij Amabere Cave. Via een heel glibberig pad kom je terecht bij een aantal grotten en een mooie waterval, waaronder je bij hoog water zou kunnen zwemmen.
Amabere betekent borsten, en houdt rechtstreeks verband met het ezelsbruggetje waarmee iedereen onthoudt hoe je stalactieten en stalagmieten uit elkaar houdt; tieten hangen, mieten staan. Amabere Cave heet zo omdat er enkele stalactieten hangen die op vrouwenborsten, hondenspenen en koeienuiers lijken.


Kampala

October 28th, 2013

Kampala is een grote stad met eigenlijk niet zo heel veel bezienswaardigheden. Vandaag bezoek ik daar vier van; het Nationaal Museum, de Nationale Moskee, de Koninklijke Begraafplaats, en een traditioneel muziekprogramma in het Ndere Center.
Het National Museum is niet het meest moderne museum ter wereld, maar wel zie je hier de belangrijkste dingen die je wilt zien en weten over en van dit land.
De moskee was een geschenk van de Lybische kolonel Gadaffi, en is de op één na grootste van Afrika. Het gebouw is open voor bezichtiging, en je kunt zelfs de minaret beklimmen, vanwaar je een mooi uitzicht hebt over Kampala.
Op de koninklijke begraafplaats vind je monumeten voor de laatste 4 koningen van Buganda, waaronder die van de koning die destijds de ontdekkingsreiziger Livingstone ontmoette, de koning die de eerste gekerstende Oegandeze liet vermoorden omdat hij het christendom niet als geloof maar als politieke ideologie zag, en de koning die tevens de eerste president van de nieuwe republiek werd, maar kort daarop werd afgezet, en later werd vermoord tijdens zijn verblijf in het Verenigd Koninkrijk. Het grote gebouw van traditioneel vlechtwerk wordt momenteel herbouwd – deze is in 2010 in brand gestoken.
Zoals je in Peking naar een opera, in Londen naar een musica, in Moskou naar het ballet, en in Buenos Aires naar een tangoshow gaat, zo ga je in Kampana naar de dansvoorstelling in het Ndere Center. Traditionele instrumenten die bespeeld worden zoals het hoort, inclusief bijbehorende dansen – die vaak tot doel hebben jongelui aan elkaar te koppelen, enorme Rwandese trommels en een hoepelspringer en vuurvreter. Luchtig aan elkaar gepraat door de ceremoniemeester, die ooit een van de muzikanten en dansers was, maar nu de show runt.
De bisschop van Kampala zit in het publiek, en de omroeper nodigt hem uit op het podium. Uit de losse pols houdt hij een korte preek voor vrede, verdraagzaamheid en geweldloosheid. Wellicht afgesproken werk, misschien ingestudeerd, maar boven alles erg indrukwekkend.


Entebbe

October 27th, 2013

Na een best wel lange overstap op het vliegveld, waar de tax free gelukkig de hele nacht geopend blijft, ga ik in de rij staan voor de volgende etappe. Helaas blijkt de gate veranderd sinds de laatste keer dat ik op de boden keek en nu. De man die mijn ticket scant vraagt uiterst beleefd “Sir, where are you going?” Mijn antwoord is dat ik naar Entebbe wil, en hij stuurt me door naar gate C39. Het toestel dat vertrekt vanaf C33, waar ik sta te wachten, gaat naar Cairo.
Aangekomen bij C39 sluit ik aan in de nu al gevormde wachtrij. Er staateen lange rij mensen in witte gewaden met tassen vol bagage. De vlucht van Dubai nar Entebbe is helemaal volgeboekt, en het overgrote deel van de passagiers komt net terug van bedevaart in Mekka.
De aankomst op entebbe verloopt best soepeltjes, al heb ik van een wildvreemde een pen moeten lenen om het immigratieformulier te tekenen, en die bewakers met Kalashnikovs vind ik ook een beetje intimiderend.
Ik ben blij dat ik afgelopen zomer al een visum heb geregeld op de ambassade in Brussel. Het is mogelijk er aan de grens eentje te regelen, maar het is een prettige gedachte er alvast een in m’n paspoort te hebben.
Niet veel later zit ik in een taxibusje op weg naar Kampala. De eindbestemming voor vandaag. Letterlijk een heksenketel. Auto’s, busjes, vrachtauto’s, fietsers en voetgangers bewegen zich voort op een manier die zich alleen laat vergelijken met de beweging van moleculen in een gas. Mijn verblijfplaats zit in een buitenwijk, maar zelfs hier is het stadsverkeer chaotisch. De weg is smal, en in plaats van een stoep of een berm zit er een diepe open goot langs de weg, gevolgd door hoge tuinmuren met bovenop ingemetselde glasscherven.
Het is zaterdagavond, dus ik zal moeten vechten tegen de slaap voor een authentieke culturele activiteit. Het is een soort playbackshow waarbij vrouwen met hun kont schudden en mannen acrobatische capriolen uithalen waar menig slangenmens jaloers op kan zijn. Ondertussen krijgt het publiek drankjes en gegrillde vis geserveerd en zo nu en dan loopt iemand naar voren om een bankbiljet op het podium te leggen. De laatste danseres krijgt het allermeeste binnen aan fooi. Een meisje dat overduidelijk niet kan lopen sleept zichzelf met de teenslippers haar handen het podium op, en playbackt een liedje waar ik geen letter van kan verstaan in een mooie rode jurk. Er blijven maar mensen naar voren lopen om geld op het podium te leggen. Empathie is universeel.


Groeten uit Dubai

October 26th, 2013

Er is een nieuwe mijlpaal te vieren! Voor het eerst van mijn leven ben ik op het Arabisch Schiereiland. Gistermiddag ben ik vanaf Schiphol vertrokken in een A380 van Emirates richting Dubai. Het blijft een prachtig apparaat, zeker in deze uitvoering. Zelfs in de economy class is er een zee aan beenruimte. De leuning van de stoel voor je kan zelfs achterover zonder daarbij je knieschijven te verbrijzelen – en die stoel voor je heeft een stopcontact om je laptop of telefoon op te laden, een scherm met een grotere beelddiameter dan een tablet, en zoveel keuze aan films en muziek dat je niet meer weet wat je moet kiezen. Gelukkig heeft het entertainmentsysteem daarvoor een USB-aansluiting, zodat je ook je eigen films en muziek af kunt spelen op het schermpje in de rugleuning.
Inmiddels ben ik alweer een tijdje in Dubai, en daar wacht ik op dit moment op mijn aansluitende vlucht. Gelukkig is er wifi. Het is hier inmiddels alweer licht buiten. Een uurtje geleden klonk er een imam door het omroepsysteem van de luchthaven, die opriep tot het ochtendgebed, maar daar wordt hier niemand warm of koud van. Ik heb niemand aanstalten zien maken om naar een meditatieruimte te vluchten. Net als in Nederland, waar het kabaal van de kerkklokken op de vroege ochtend vooral een signaal is je nog een keertje lekker om te draaien in je warme bedje.


Aju paraplu

December 4th, 2012

Het contrast kon haast niet groter. Na een heel ontspannen terugvlucht van Singapore naar Frankfurt, met een interessante Italiaanse fotograaf als buurpassagier, volgt een miniminiviegtuigje van het Franse merk Bombardier. De overstaptijd die me gegund is is eigenlijk haast te kort, of de grenscontrole bij binnenkomst van de EU is te strikt. Ik kom pas bij de final call bij de gate aan, en in de bus die me naar het vliegtuig rijdt ben ik, naast een stewardess, de enige passagier.
Gelukkig mag ik nog mee, en nog geen uur later sta ik weer op Nederlandse bodem. Letterlijk. Bij het afdalen van de viegtuigtrap baal ik al dat ik mijn winterjas nog niet aan heb getrokken, maar aan de andere kant is er geen betere manier te ervaren dat je weer in Nederland bent dan vrieskou en natte sneeuw te trotseren, terwijl je in T-shirt op het asfalt van Schiphol staat.
Een bus brengt me naar de aankomsthal, waar ik mijn tas van de bagageband pluk. Hij valt goed op, met die veelkeurige paraplu eraan vastgestaped.


Chinese tuin

December 3rd, 2012

De laatste dag in Singapore is alweer aangebroken. Nog steeds verblijf ik in een wat spartaans hostel die ik iedereen afraad, ondanks de ligging direct naast metrostation Aljunied. we gaan hier wel ontbijten bij zo’n lokaal eettentje waar je eet aan plastic tuinmeubilair op kale tegels. Een tafeltje verder eet een gezin met een kindje. Zij gebruiken drie op elkaar gestapelde tuinstoelen als provisorische stoelverhoger.
Hierna gaan we met de metro naar het vliegveld, waar ik mooi op tijd ben om een early check in te doen. Ik heb de hele dag nog, maar mijn tas ben ik al kwijt, en mijn paraplu ook. Een handige Lufthansa-medewerker plakt ‘m met behulp van een rol PVC-tape vast aan mijn tas. Mijn vieze kleren zijn dus zogezegd alweer onderweg naar Nederland, terwijl ik nog een dag door kan brengen in Singapore. Dat is mooi, want er staat nog iets op mijn lijstje. Ten westen van het centrum is een hele grote Chinese tuin. Zodra je metrostation Chinese Garden verlaat, sta je meteen op een uitgestrekt, wijds gazon, en een klein stukje lopen brengt me naar de Chnese tuin zelf. De Chinese en Japanse tuin zijn aangelegd zoals het hoort; ruim, veel water, boogbruggetjes, rotspartijen, pagodes, koivijvers, kruiden en geurige of kleurige bloemen. Ook vind je in dit park een privaat dierentuintje met alleen maar schildpadden. Volgens het Guinness Book of Records is het de grootste collectie schildpadden ter wereld. Ik zie geen aanleiding daaraan te twijfelen, en besteed mijn tijd elders.
Kunstzinnig, maar een beetje raar, is de stenen tafel waaraan met cement volgegoten pleepoten dienst doen als stoel. Er zal wel een filosofie achter zitten, want niet vel verder staat een imposant standbeeld van Confucius :)
Zonder lang te schemeren wordt het donker, en ik besluit voorzichtig weer richting vliegveld te gaan. Eerst weer naar Chinatown. Hier is één straat ingericht met eetkraampjes, zoals je die elders in Azië in iedere straat ziet. Wel ziet het er net iets aangeharkter uit als elders; mijn sateh-stokjes krijg ik uitgeserveerd op een porceleinen bord, met een apart schaaltje pindasaus erbij. Het ziet er haast steriel uit…
Terug op Changi kan ik meteen naar de paspoortcontrole. Ik heb een goede 7 uur geleden tenslotte al ingecheckt en mijn bagage afgegeven.
Ook hier souw ik nog wat rond, want, al is het inmiddels de vijfde keer dat ik hier ben, er is nog veel te zien en te doen. Van voetmassages tot koi-vijvers en van Wii-cabines tot relaxfauteuils. Het is een stad op zich.
Buiten staat de enorm grote A380 van Deutsche Lufthansa alweer op me te wachten. Ik ga naar huis…


Sentosa

December 2nd, 2012

De Singaporese metro blijft een zegening. De losse kaartjes zijn veranderd. De machine geeft geen plastic pasje meer die na de rit wordt ingeslikt door een automaat die je statiegeld teruggeeft, maar komt met een papieren kaartje met daarin een RFIC-chip die meerdere keren te bruiken is. Na een aantal ritten krijg je wat korting, en als het kaartje opgebruikt is bied je ‘m ter recycling aan.
Vandaag moet ik wederom overstappen op het metrostation waar ik gisteren ook al tweemaal overstapte; Outram Park. Dan, na overstap op de paarse lijn, een lang stuk spoor zonder tussenstations totdat deze aankomt op z’n eindstation. Harbourfront. Stiekem was ik daar op 5 november, tijdens mijn dwaaltocht per metro, al eventjes geweest, maar toen ben ik bewust het eiland Sentosa nog niet bezocht – al jeukte het toen een beetje om daar naar Universal Studios te gaan. Dat zijn de dingen waar Sentosa bekend om staat. Strand, hotels, vertier… dat is niet altijd zo geweest. Pas in de jaren 70 werd het eiland hernoemd tot het vredige Sentosa, daarvoor had het een naam die zich laat vertalen tot doodseiland. Als je je bedenkt wat zich hier zoal heeft afgespeeld is dat nog niet eens zo’n hele gekke naam.
Tegenwoordig is het dus echter een soort feesteiland. Je kunt erheen via een brug, een kabelbaan, of met de monorail. De laatste sluit direct aan op de metrolijn. Hoewel… het station van de monorail bevindt zich op de bovenverdieping van winkelcentrum VivoCity, en het metrostation zit in de kelder. Volg gewoon de stroom mensen of de bordjes, koop een kaartje voor de monorail, en een paar minuten later stap je uit op 1 van de monorailstations aan de overkant van het water.
Het eiland zelf is een grote kermis. Vanaf het moment dat je uitstapt word je overladen met een stortvloed aan prikkels. Levensgrote Playmobil-poppetjes staan naast de gestyleerde die de naam van het eiland uitspellen. Alles draait om commercie, en om eten.

Sentosa

De KFC maakt meer dan duidelijk dat het niet op prijs wordt gesteld als je zelf een broodtrommeltje meeneemt, en het opeten van huisdieren mag ook al niet… er hangt een bordje waarop “No Pets & Other Food Allowed” staat te lezen.
Als je er toch bent, is het haast een morele plicht naar de replica van het standbeeld van de Merlion. Deze is meer dan vier keer zo groot als het originele standbeeld in de haven, en is ook nog eens hol van binnen. Je kunt er naar binnen, en er is zelfs een lift! Na het kopen van een entreekaartje krijg je eerst een film en een expositie te zien over Singapore en de legende van deze zeemeerleeuw, en daarna kun je naar boven, naar het uitzichtpunt in de leeuwenbek.
Hiervandaan kijk je uit over de entree van Sentosa, met een promenade vol winkels en hotels, en verder is de skyline van het vasteland van Singapore te zien, en de havenkranen op Brani Island. Ook is de kabelbaan naar Mount Faber te zien, en een stukje tropisch regenwoud. Helaas is het uitzichtpunt bovenop de kop van het beeld gesloten omdat onweer dreigt, dus voorlopig zal ik het even met dit uitzicht moeten doen.
Hierna bezoeken we Siloso Beach. Nu een vredige stuk stand met geel zand en kokospalmen. Het is haast niet voor te stellen dat dit in de Tweede Werldoorlog een Japanse executieplaats was. Het stuk regenwoud dat ik zonet kon zien vanuit de bek van de zeemeerleeuw is ook te bezoeken. Er is een natuurwandeling over een knuppelpad tussen de bebossing.
Het eilandje is niet zo groot, en alles is uitstekend te belopen, maar toch rijden er gratis bussen van de ene attractie naar de andere.
Inmiddels is de lucht opgeklaard, dus is het nu wel mogelijk naar de kop van de Merlion te gaan. De jongen bij de ingang herkent ons nog, dus eigenlijk hoeven we het kaartje haast niet meer te laten zien. Desgevraagd leidt hij ons zelfs via een dienstdeur naar de lift, zonder dat we via de filmzaal of expositieruimte hoeven. Meteen naar de bovenste verdieping en het fenomenale uitzicht dat daar wacht. Niet alleen de skyline van de stad is nu zichtbaar, maar ook, letterlijk, de andere kant van Singapore. Singapore is tenslotte meer dan een miljoenenstad op een eiland. Het is ook de op één na grootste haven van de wereld. Alleen Sjanghai is groter. Ook Rotterdam heeft nog altijd een plekje in de top 10 van grote wereldhavens.
Vanaf de kop van de Merlion zie ik vele tientallen schepen die ogenschijnlijk rustig liggen te wachten, en nog verder weg zie je en flink aantal piepkleine eilandjes, volgebouwd met zware industrie. In de verte wordt de grauwige lucht verlicht door een metershoge fakkel. Daar zal wel een olieraffinaderij staan.

Een fakkel aan de horizon

Dan is het etenstijd. Is het nog een verrassing dat we terechtkomen bij het derde filiaal van Hard Rock Café dat Singapore rijk is, en huiswaarts keren met een goed gevulde doggybag?
Na me nog eventjes te vergapen aan de fontein bij de ingang van het Marine Life Park, waar filmbeelden geprojecteerd worden op de in patronen vernozzlede waterstralen, is het alweer een mooie tijd om de monorail terug naar metrostation Harbourfront te nemen, en daarvandaan de metro naar Chinatown. Het is de laatste avond, dus hét moment om op de valreep nog wat souvenirs aan te schaffen. De leukste wordt gemaakt op bestelling. Een kereltje schildert mijn naam in Chinese tekens op een stuk papier dat vervolgens wordt ingelijst. Dat schilderijtje krijgt thuis een ereplaats.

Mijn naam op een schilderijtje


Legoland

December 1st, 2012

Nu we toch foute toeristendingen doen, kan er nog wel eentje bij. Na een laatste ontbijt, en de laatste keer dat de lieve Filippijnse serveester een omeletje voor me bakt, checken we uit uit Bliss Boutique, en het is de bedoeling met tas en al naar Legoland te gaan, en daarvandaan rechtstreeks met de bus naar Singapore, via de nieuwe brug. Die wordt vooral gebruikt door vrachtverkeer, en in plaats van de dam, die twee miljoenensteden met elkaar verbindt, verbindt deze brug het Maleisische dorp Tanjung Kupang met een industrieterrein in het westen van Singapore. Dat klinkt meteen al een stuk relaxter :)
Zoals te verwachten, kun je bij de kassa zowel met ringgits als met Singaporese dollars betalen, en binnenin het park is het mogelijk een kluisje te huren, zodat die rugzak in het pretpark af kan. Het park is opgeknipt in verschillende delen, met elk een eigen doelgroep. Miniland is een feest van herkenning. De beroemde landmarks van Kuala Lumpur en Putrajaya die ik afgelopen week in het echt heb gezien zijn hier waarheidsgetrouw in het klein nagemaakt van Legosteentjes. Ook de markante gebouwen van Johor Bahru, als het oude station, de witte moskee met naastgelegen dierentuin, het douanecomplex, Wisma Jotic (compleet met rood/witte luifeltjes :P) zijn in het klein te zien, net als heel Singapore. Compleet met waterspuitende Merlion.
Daarnaast zijn de nodige andere Aziatische blikvangers nagebouwd, zoals de Taj Mahal, de Chinese Muur, de Verboden Stad, Karaweik, Wat Arun, Tanah Lot, Hội An, Angkor Wat en Patuxai. Het is dus &eacute waar; van Lego kun je alles maken. Ik krijg spontaan zin om op vakantie te gaan. Er is nog zoveel te zien en te beleven – ook buiten de muren van dit pretpark.
Naast Miniland zijn er nog wat attracties als een wildwaterbaan, achtbanen, een uitkijktoren en er wordt nu alweer gebouwd aan een aangrenzend waterpark – terwijl Legoland Malaysia nog geen drie maanden open is. Het is warm. Heet zelfs. Veel bezoekers gebruiken een felgekleurde paraplu als parasol. Uit de speakers klinkt kerstmuziek.
Het is leuk bij de Driving School te kijken, waar kleine kindjes in elektrische karretjes rondjes kunnen rijden over een stratencircuit dat er precies zo uitziet als Lego City. Er is een rotonde, een zebrapad, een voorrangskruising en een stoplicht. De autootjes met kindjes worden keurig opgelijnd voor het stoplicht, maar zodra dat licht groen wordt ontstaat absolute chaos. De kindjes rijden aan alle kanten van de weg behalve de goeie, nemen de rotonde verkeerdom, stoeken zonder te kijken voorbij zebrapaden en voorrangswegen. Van een afstandje bezien is het allemaal heel vermakelijk.

Met de rugzak weer op de schouder gaan we richting bus, al is niet direct duidelijk waarvandaan de bus rechtstreeks naar Singapore vertrekt.
Buiten de poort van het pretpark is een kunstmatige winkelstraat gebouwd, en aan de kopse kant daarvan zit ook een bushalte. Die blijkt op dit moment echter alleen als taxistandplaats in gebruik. De bus naar Singapore vertrekt gewoon vanaf de parkeerplaats, waar we ook vanachtend aankwamen. Daar gaan ook de bussen naar alle andere bestemmingen, waaronder de erg op Singapore georienteerde stops als Hello Kitty World, Johor Premium Outlets, die beiden, net als Legoland, pas een paar maanden geleden zijn geopend. Er zijn dus wel meer mensen die richting Singapore moeten, al hebben zij natuurlijk een stuk minder bepakking bij zich dan ik nu heb.
Volgens schema zou de bus komen, maar de werkelijkheid blijkt een beetje anders. Na heel erg lang wachten lijkt de bus terug naar Johor Bahru de beste oplossing. Dan maar via de dam terug naar Singapore.
Vanuit de bus zie je hoe sterk de regio in ontwikkeling is. Tussen hier en Johor Bahru worden complete wijken, haast dorpen, gebouwd vol riante villas die voor de meeste Maleisiers onbetaalbaar zijn, maar die naar Singaporese en westerse maatstaven erg gunstig zijn geprijsd.
Terug in JB Sentral gaan we via de loopbrug naar het Sultan Iskandar Complex, waarin de douane is gevestigd. Dat verloopt eigenlijk best wel vlot. Het is verboden te voet de dam over te steken, dus na het stempelen van het paspoort wordt iedereen naar het busstation op de benedenetage gedirigeerd, waar je verplicht wordt een kaartje te kopen. Natuurlijk net weer een prijs waarvoor niemand gepast geld bij zich heeft, en uiteraard geeft de lomp sjagrijnge chauffeur geen wisselgeld. Voor een ritje van net iets meer dan een kilometer is de prijs best fors. Al geniet je hier wel lang van je buskaartje. De bus voegt zich tussen de personenauto’s en vrachtwagens in een lange file op de dam. Geregeld word je ingehaald door mensen die tegen de regels in wél te voet de dam oversteken. Lopen in sneller.
Aan de andere kant van de dam, in Singapore, moet iedereen uitstappen. Wederom door de douane. Minder ruim opgezet dan in Maleisië. Waar je net al lang in de file moest wachten om aan deze kant van de zeearm tussen beide landen te komen, moet er nu wederom lang gewacht worden in de rij voor het loket. Voordat je in die rij aan mag sluiten zul je ook eerst een immigratieformulier in moeten vullen, en als je toevallig geen pen op zak hebt moet je op jacht naar iemand die dat wel heeft. Kennelijk lukt niet iedereen dat. Er schuifelen ook wat ongure dronkaards door deze hal, die hier kennelijk al minstens de hele dag zijn.
Zo vlot en vriendelijk als de ontvangs is op Changi, zo omslachtig verloopt het hier. Zelfs als de bagage eenmaal gescand en het paspoort gestempeld is. Het douanecomplex bevindt zich echt in the middle op nowhere. Om bij het meest dichtbijzijnde metrostation te komen zul je wederom met de bus moeten – en dat roze vodje papier dat ik aan de andere kant van de grens heb aangeschaft blijkt niets meer waard. Zelfs al is die aangeschaft aan boord van een gewone Singaporese stadsbus en deed die chauffeur het voorkomen dat de busrit zou eindigen bij het bus- en metrostation Woodlands. Nee dus; de hele regio heet Woodlands, dus je wordt aan de andere kant van de grens gedropt, en voor de rest moet je ‘t maar uitzoeken.
Eenmaal aangekomen bij het metrostation blijkt ook dat alleen de rode lijn hier stopt. Al ben je hier hemelsbreed helemaal niet zo ver verwijderd van het centrum, zul je met een grote lus een heel eind naar het oosten of een heel eind naar het westen moeten. Ik kies voor het laatste. Opstappen op Marsiling, overstappen op Jurong East en nog een keer op Outram Park, en uitstappen in Chinatown. Hier ligt nog altijd mijn tas, en die haal ik nu op uit. De mensen van 5Footway.Inn hebben er goed op gepast, de afgelopen week. Hulde.
Ik heb echter elders geboekt voor vannacht. Meer in de buurt van het vliegveld, dus, na herenigd te zijn met mijn tas op wieltjes gaan we terug naar metrostation Chinatown, en terug naar metrostation Outram Park, en verder oostwaards op de groene lijn tot Aljunied. Na dit alles ben ik echt unmundig gaar en toe aan een zacht matras. Gelukkig belooft de jeugdherberg dat ze op maar 2 minuten lopen van Aljunied zitten. Dat klopt, maar dan moet je ‘t wel kunnen vinden. Na ongevraagde hulp van iemand aan een plastic tuintafeltje van een half overdekt openluchtrestaurant, die overduidelijk geen gewone klant is maar uitbater, of daarmee bevriend. Hij meldt dat we de eerste straat rechts moeten, en dat we bij hem moeten gaan eten, als we van onze bagage verlost zijn.
Het was zinniger informatie geweest als hij erbij had gezegd dat het hostel geen uithangbord heeft, maar gevestigd achter een onopvallende voordeur, een etage boven aan ander hostel. De eerste keer loop je die deur gewoon voorbij. De tweede keer ook, zelfs.
Vervolgens, nadat je met tas en al tig trappen hebt beklommen en netjes je schoenen hebt uitgedaan, blijkt het hostel geen receptie te hebben. Er hangt ergens een telefoon met een nummer erbij dat je dan maar moet bellen – en de mevrouw die oppakt vraagt of we haar beneden, bij de voordeur, kunnen ontmoeten. Ze hebben recent een paar extra kamers geopend in een pand in de buurt. Op een dag als deze verbrand je meer calorieën dan in de sportschool.
Het is dat ik vooraf betaald heb, anders was ik al wel drie keer weggelopen naar om het even waar. Vier keer, als je de lange tijd dat deze mevrouw ons op straat liet wachten meetelt. De naam “Wow hostels” is ongetwijfeld gekozen omdat je van de ene verbazing in de andere valt.
Het andere pand ligt verder wel op een mooie lokatie. Mooi, als in; recht naast het metrostation, en ingeklemd tussen schamele budgetrestaurantjes en nachtwinkels waar dronken toeristen en expats nog snel een sixpack blikbier scoren. Ook de kamer ziet er best okee uit. Klein, maar beter dan je verwacht, na het beklimmen van een kaal betonnen trappenhuis in een kil appartementengebouw.
Na een afmattende dag als deze kun je overal slapen, en, het mag gezegd worden; de kamers zijn schoon, en het bed comfortabel. Die laatste twee nachtjes zal ik best overleven.