Nu we toch foute toeristendingen doen, kan er nog wel eentje bij. Na een laatste ontbijt, en de laatste keer dat de lieve Filippijnse serveester een omeletje voor me bakt, checken we uit uit Bliss Boutique, en het is de bedoeling met tas en al naar Legoland te gaan, en daarvandaan rechtstreeks met de bus naar Singapore, via de nieuwe brug. Die wordt vooral gebruikt door vrachtverkeer, en in plaats van de dam, die twee miljoenensteden met elkaar verbindt, verbindt deze brug het Maleisische dorp Tanjung Kupang met een industrieterrein in het westen van Singapore. Dat klinkt meteen al een stuk relaxter
Zoals te verwachten, kun je bij de kassa zowel met ringgits als met Singaporese dollars betalen, en binnenin het park is het mogelijk een kluisje te huren, zodat die rugzak in het pretpark af kan. Het park is opgeknipt in verschillende delen, met elk een eigen doelgroep. Miniland is een feest van herkenning. De beroemde landmarks van Kuala Lumpur en Putrajaya die ik afgelopen week in het echt heb gezien zijn hier waarheidsgetrouw in het klein nagemaakt van Legosteentjes. Ook de markante gebouwen van Johor Bahru, als het oude station, de witte moskee met naastgelegen dierentuin, het douanecomplex, Wisma Jotic (compleet met rood/witte luifeltjes :P) zijn in het klein te zien, net als heel Singapore. Compleet met waterspuitende Merlion.
Daarnaast zijn de nodige andere Aziatische blikvangers nagebouwd, zoals de Taj Mahal, de Chinese Muur, de Verboden Stad, Karaweik, Wat Arun, Tanah Lot, Hội An, Angkor Wat en Patuxai. Het is dus é waar; van Lego kun je alles maken. Ik krijg spontaan zin om op vakantie te gaan. Er is nog zoveel te zien en te beleven – ook buiten de muren van dit pretpark.
Naast Miniland zijn er nog wat attracties als een wildwaterbaan, achtbanen, een uitkijktoren en er wordt nu alweer gebouwd aan een aangrenzend waterpark – terwijl Legoland Malaysia nog geen drie maanden open is. Het is warm. Heet zelfs. Veel bezoekers gebruiken een felgekleurde paraplu als parasol. Uit de speakers klinkt kerstmuziek.
Het is leuk bij de Driving School te kijken, waar kleine kindjes in elektrische karretjes rondjes kunnen rijden over een stratencircuit dat er precies zo uitziet als Lego City. Er is een rotonde, een zebrapad, een voorrangskruising en een stoplicht. De autootjes met kindjes worden keurig opgelijnd voor het stoplicht, maar zodra dat licht groen wordt ontstaat absolute chaos. De kindjes rijden aan alle kanten van de weg behalve de goeie, nemen de rotonde verkeerdom, stoeken zonder te kijken voorbij zebrapaden en voorrangswegen. Van een afstandje bezien is het allemaal heel vermakelijk.
Met de rugzak weer op de schouder gaan we richting bus, al is niet direct duidelijk waarvandaan de bus rechtstreeks naar Singapore vertrekt.
Buiten de poort van het pretpark is een kunstmatige winkelstraat gebouwd, en aan de kopse kant daarvan zit ook een bushalte. Die blijkt op dit moment echter alleen als taxistandplaats in gebruik. De bus naar Singapore vertrekt gewoon vanaf de parkeerplaats, waar we ook vanachtend aankwamen. Daar gaan ook de bussen naar alle andere bestemmingen, waaronder de erg op Singapore georienteerde stops als Hello Kitty World, Johor Premium Outlets, die beiden, net als Legoland, pas een paar maanden geleden zijn geopend. Er zijn dus wel meer mensen die richting Singapore moeten, al hebben zij natuurlijk een stuk minder bepakking bij zich dan ik nu heb.
Volgens schema zou de bus komen, maar de werkelijkheid blijkt een beetje anders. Na heel erg lang wachten lijkt de bus terug naar Johor Bahru de beste oplossing. Dan maar via de dam terug naar Singapore.
Vanuit de bus zie je hoe sterk de regio in ontwikkeling is. Tussen hier en Johor Bahru worden complete wijken, haast dorpen, gebouwd vol riante villas die voor de meeste Maleisiers onbetaalbaar zijn, maar die naar Singaporese en westerse maatstaven erg gunstig zijn geprijsd.
Terug in JB Sentral gaan we via de loopbrug naar het Sultan Iskandar Complex, waarin de douane is gevestigd. Dat verloopt eigenlijk best wel vlot. Het is verboden te voet de dam over te steken, dus na het stempelen van het paspoort wordt iedereen naar het busstation op de benedenetage gedirigeerd, waar je verplicht wordt een kaartje te kopen. Natuurlijk net weer een prijs waarvoor niemand gepast geld bij zich heeft, en uiteraard geeft de lomp sjagrijnge chauffeur geen wisselgeld. Voor een ritje van net iets meer dan een kilometer is de prijs best fors. Al geniet je hier wel lang van je buskaartje. De bus voegt zich tussen de personenauto’s en vrachtwagens in een lange file op de dam. Geregeld word je ingehaald door mensen die tegen de regels in wél te voet de dam oversteken. Lopen in sneller.
Aan de andere kant van de dam, in Singapore, moet iedereen uitstappen. Wederom door de douane. Minder ruim opgezet dan in Maleisië. Waar je net al lang in de file moest wachten om aan deze kant van de zeearm tussen beide landen te komen, moet er nu wederom lang gewacht worden in de rij voor het loket. Voordat je in die rij aan mag sluiten zul je ook eerst een immigratieformulier in moeten vullen, en als je toevallig geen pen op zak hebt moet je op jacht naar iemand die dat wel heeft. Kennelijk lukt niet iedereen dat. Er schuifelen ook wat ongure dronkaards door deze hal, die hier kennelijk al minstens de hele dag zijn.
Zo vlot en vriendelijk als de ontvangs is op Changi, zo omslachtig verloopt het hier. Zelfs als de bagage eenmaal gescand en het paspoort gestempeld is. Het douanecomplex bevindt zich echt in the middle op nowhere. Om bij het meest dichtbijzijnde metrostation te komen zul je wederom met de bus moeten – en dat roze vodje papier dat ik aan de andere kant van de grens heb aangeschaft blijkt niets meer waard. Zelfs al is die aangeschaft aan boord van een gewone Singaporese stadsbus en deed die chauffeur het voorkomen dat de busrit zou eindigen bij het bus- en metrostation Woodlands. Nee dus; de hele regio heet Woodlands, dus je wordt aan de andere kant van de grens gedropt, en voor de rest moet je ‘t maar uitzoeken.
Eenmaal aangekomen bij het metrostation blijkt ook dat alleen de rode lijn hier stopt. Al ben je hier hemelsbreed helemaal niet zo ver verwijderd van het centrum, zul je met een grote lus een heel eind naar het oosten of een heel eind naar het westen moeten. Ik kies voor het laatste. Opstappen op Marsiling, overstappen op Jurong East en nog een keer op Outram Park, en uitstappen in Chinatown. Hier ligt nog altijd mijn tas, en die haal ik nu op uit. De mensen van 5Footway.Inn hebben er goed op gepast, de afgelopen week. Hulde.
Ik heb echter elders geboekt voor vannacht. Meer in de buurt van het vliegveld, dus, na herenigd te zijn met mijn tas op wieltjes gaan we terug naar metrostation Chinatown, en terug naar metrostation Outram Park, en verder oostwaards op de groene lijn tot Aljunied. Na dit alles ben ik echt unmundig gaar en toe aan een zacht matras. Gelukkig belooft de jeugdherberg dat ze op maar 2 minuten lopen van Aljunied zitten. Dat klopt, maar dan moet je ‘t wel kunnen vinden. Na ongevraagde hulp van iemand aan een plastic tuintafeltje van een half overdekt openluchtrestaurant, die overduidelijk geen gewone klant is maar uitbater, of daarmee bevriend. Hij meldt dat we de eerste straat rechts moeten, en dat we bij hem moeten gaan eten, als we van onze bagage verlost zijn.
Het was zinniger informatie geweest als hij erbij had gezegd dat het hostel geen uithangbord heeft, maar gevestigd achter een onopvallende voordeur, een etage boven aan ander hostel. De eerste keer loop je die deur gewoon voorbij. De tweede keer ook, zelfs.
Vervolgens, nadat je met tas en al tig trappen hebt beklommen en netjes je schoenen hebt uitgedaan, blijkt het hostel geen receptie te hebben. Er hangt ergens een telefoon met een nummer erbij dat je dan maar moet bellen – en de mevrouw die oppakt vraagt of we haar beneden, bij de voordeur, kunnen ontmoeten. Ze hebben recent een paar extra kamers geopend in een pand in de buurt. Op een dag als deze verbrand je meer calorieën dan in de sportschool.
Het is dat ik vooraf betaald heb, anders was ik al wel drie keer weggelopen naar om het even waar. Vier keer, als je de lange tijd dat deze mevrouw ons op straat liet wachten meetelt. De naam “Wow hostels” is ongetwijfeld gekozen omdat je van de ene verbazing in de andere valt.
Het andere pand ligt verder wel op een mooie lokatie. Mooi, als in; recht naast het metrostation, en ingeklemd tussen schamele budgetrestaurantjes en nachtwinkels waar dronken toeristen en expats nog snel een sixpack blikbier scoren. Ook de kamer ziet er best okee uit. Klein, maar beter dan je verwacht, na het beklimmen van een kaal betonnen trappenhuis in een kil appartementengebouw.
Na een afmattende dag als deze kun je overal slapen, en, het mag gezegd worden; de kamers zijn schoon, en het bed comfortabel. Die laatste twee nachtjes zal ik best overleven.