Lezen in de trein – is dat fijn?
April 2nd, 2017Een Hollander die niet klaagt en mekkert is ziek. Helaas is dat maar al te waar, en maar al te vaak maak ik me daar ook zelf nogal een beetje schuldig aan. Traditioneel vindt het hoogtepunt van het gemekker plaats rond de Boekenweek. Er is altijd wel iets; het aan die week voorafgaande Boekenbal is soms te volks, en soms juist te elitair, dan weer is het een groot schandaal dat het Boekenweekgeschenk niet in Nederland wordt gedrukt, maar in Duitsland, of is het raar dat een schrijver die het op twee na best verkopende Nederlandstalige boek zelf niet wordt uitgenodigd voor het Boekenbal, omdat de betreffende uitgeverij geen lid is van het clubje dat dat feestje organiseert – wat uiteraard mooie promotie is voor het tegelijkertijd gehouden Alternatieve Boekenbal van muziektempel Paradiso, en doordat jet het qua inhoud nooit iedereen naar de zin kunt maken, publiceren religieuze boekhandels sinds een paar jaar hun eigen anti-boekenweek-boekje met meer kumbaya dan het officiele Boekenweekgeschenk. Al doen alle religieuze boekwinkels juist daar weer niet aan mee. Ik kreeg het gewone, wereldse, Boekenweekgeschenk namelijk uitgereikt in een boekhandel die rechtstreeks is gelieerd aan een klooster. Naast boeken verkoopt deze prachtige Boekhandel Berne in het Brabantse Heeswijk-Dinther ook iconen, Mariabeeldjes, Crucifixjes, honing, wijn en bier. Ambachtelijke kwaliteitsproducten van bevriende kloosterorden. Al verkopen ze ook gewoon boeken, en zelfs bij aankoop van een niet bepaald literair kookboek kreeg ik dat kleine blauwe boekje van Jiskefetacteur Herman Koch – en daarmee meteen de mogelijkheid een hele dag gratis in de trein te zitten op zondag 2 april. Toevallig de dag na mijn laatste nachtdienst, dus was er zowaar tijd daar schaamteloos gebruik van de maken.
Eigenlijk verliep het vlekkeloos. De achterzijde van het boekje bleek voorzien van een QR-code waarmee het poortje op het station zwierig openzwaaide terwijl op het display het woord “Passage” te lezen was. In eerste instantie was ik wat verbaasd dat er was gekozen voor een gedrukte code die afbreuk zou kunnen doen aan de layout van het boek zelf en ook nog eens precies op de juiste manier voor de scaner gehouden moet worden om door het poortje te worden herkend – terwijl juist een boek uitermate geschikt is om te voorzien van een NFC-chip. Meer nog dan een wegwerpkaartje dat door toevoeging van chip en antenne meteen niet meer recyclebaar is, maar desondanks maar al te vaak bij papierfabrieken in de disperger belandt. Ik zou het echt van harte toejuichen als de NS ervoor zou kiezen de bechipte wegwerpkaartjes uit te faseren en vervangen door papieren kaartjes met een QR-code of door tijdelijke pasjes of fiches die na gebruik weer ingenomen worden, zoals de chipkaarten in de metro van Singapore of de plastic muntjes van de monorail in Kuala Lumpur. Net zoals het toe te juichen zou zijn als het verschrikkelijke omchecken of het verplicht uit- en weer inchecken bij het wijzigen van vervoerder. Een ritje van Lunteren naar Bijlmer-Arena betekent nu dat er op de meest vreemde plaatsen pasjes tegen paaltjes gehouden moet worden. Wie dat niet doet, krijgt drie boetes; eentje van Connexxion voor inchecken zonder uitchecken op het Kippenlijntje, eentje van de NS voor zwartrijden en eentje van het GVB voor uitchecken zonder inchecken. Dit terwijl een paar regels software genoeg zouden zijn om het voor de forens mogelijk te maken gewoon zorgeloos in te checken op het vertrekstation en uit te checken op het aankomststation, terwijl de verschillende concessiehouders na dat ritje op een eerlijke manier onderling de taart verdelen. Je hoeft echt geen raketgeleerde te zijn om daar een eerlijke verdeelsleutel voor te bedenken.
Op 2 april speelde dit alles gelukkig niet; al waren de Nederlandse Spoorwegen de grote oppersponsor, ook alle andere spoorwegbedrijven accepteerden het boekenweekboek als vervoersbewijs. Maar goed ook. Voor wie het geen daagse kost is, is treingebruik een behoorlijk verwarrend iets en in plaats van nieuwe fans zou het juist frustratie opleveren als de argeloze dagjesmens die denkt een dag gratis ergens naartoe zou kunnen juist getrakteerd wordt op een smalijk grijnzende conducteur die zijn bonnenboekje volschrijft, omdat per ongeluk in een trein is gestapt die van een ander bedrijf dan de NS is.
Voor mijzelf speelde dat sowieso niet. Bij het ontwaken herinner ik me een deuntje van Benny Neyman die mij doet besluiten dat het een grappig idee kan zijn eens een middag af te zakken van het diepe zuiden. Niet omdat het moet, maar omdat het kan.
Met een vriendelijk bliepje opende het poortje op mijn vertrekstation zich. Helaas is er geen rechtstreekse verbinding meer naar een station waar ik over kan stappen op de intercity naar Maastricht, maar op deze toch best mooie dag is het niet heel erg vervelend halverwege over te stappen van de ene Sprinter op de andere – en daarna nóg ergens anders over te moeten stappen op de Intercity naar Maastricht. Ik bedenk me dat station Utrecht Centraal een beangstigende plek kan zijn voor wie niet zo vaak met de trein hoeft. Het knoeksende geluid dat de aankomende treinen maken bij het passeren van een wissel is storend, en het kabaal dat ontstaat als zo’n ding remmend tot stilstand komt op ‘t perron is zo mogelijk nog erger. Als het gekerm van een gekwelde ziel in het vagevuur. Ergens vreemd dat treinen niet alleen maar recuperatief remmen. Dat zou niet alleen een boel kabaal, maar ook veel stroom besparen.
De Intercity van Utrecht naar Maastricht bevalt me eigenlijk prima, en het lukt me ook nog eens wonderbaarlijk goed wat bladzijdes weg te lezen en tegelijkertijd zo nu en dan wat naar buiten te kijken om het landschap te zien veranderen. Ook leuk dat er tegenwoordig een soort van railcatering rondloopt, en slim dat zij heden ten dage ook powerbank verkopen om mobiele telefoons mee op te kunnen laden. Al doet het koffieliefhebbers pijn dat dat wat ze als koffie moeten verkopen eigenlijk stiekem een mengsel van vies oplospoeier met lauwwarm water is.
Dat maakt het wel héél verleidelijk toch maar een gekoeld blikje frisdrank of bier te kopen.
Een spoorboekje vind je nergens meer, maar gelukkig zijn aankomst- en vertrektijden loeihandig op te zoeken met behulp van een app op de mobiele telefoon. Deze vertelt me dat ik eigenlijk net een paar minuten te laat ben vertrokken om een mooie aansluiting te hebben. Al op het eerste station na mijn vertrekstation zal ik moeten overstappen op een trein uit een andere richting – en daarmee naar Utrecht, waar nogmaals overgestapt moet gaan worden. Utrecht Centraal is dus precies die plek waar het totaal niet lukt de concentratie te vinden om een paar woordjes te lezen. Wat een kabaal. Alsof de verschillende machinisten onderling een wedstrijdje doen wie met de meeste herrie tot stilstand kan komen bij hun aankomstperron. Gelukkig stopt er hier een trein die zonder dat er een volgende overstap nodig is naar Maastricht kan brengen, en ook verderlezen is in dat ding geen enkel probleem meer. De conducteurs laten lezende mensen vandaag keu-rig met rust. Het enige dat zo nu en dan de aandacht breekt is het landschap buiten. Zeker nu het landschap steeds exotischer aandoet met glooiiende welvingen aan de horizon, mensen die aan het werk zijn op het land en kuddes koeien die zo uit een schilderij van Paulus Potter lijken te zijn weggelopen. Iets later stopt de trein ergens middenop een groot industrieterrein. Door het rechterraam is een metershoge fakkel zichtbaar van restgassen waar kennelijk niets nuttigers meer mee te doen is dan het verbranden ervan. Zowel links als rechts van de trein is chemische industrie te zien, en dat blijft een tijdje zo ook nadat de trein weer in beweging komt. Meteen daarna is het juist weer zo schilderachtig dat het lijkt alsof je in een sprookjesbos terecht bent gekomen. Tot vlak naast het spoor groeien bomen waarin prille frisgroene lenteblaadjes net voorzichtig uit de knop komen, maar die toch al een stevige dichte kruin vol loof vormen. Aan de rechterkant van het spoor kabbelt een beekje. Idyllisch. Die idylle blijft, bij het uitstappen op Maastricht. Het lijkt een kopstation, maar stiekem is het dat toch niet; bij de meeste perrons eindigt het spoor bij een stootblok, maar er zijn een paar sporen die doorlopen, verder richting België.
Mijn reisdoel is bereikt, dus ik loop via de centrale hal van dit statige stationsgebouw naar buiten. Hier zijn geen poortjes, dus ik hoef met mijn boek niet uit te checken. Zelfs al zou ik het willen, dan kon het nog niet, want de paaltjes lezen alleen OV-chipkaarten en geen QR-codes. De verbindingsweg tussen het station en de binnenstad heet heel toepasselijk de Stationsstraat. Deze loopt door Wyck, waar ooit het zomerdrankje Wyckse Witte vandaankwam; een poging van investeerder Heineken om de oude Maastrichtse brouwerij De Ridder rendabel te kunnen blijven exploiteren. Dat drankje werd echter dusdanig populair dat De Ridder de vraag niet meer bij kon benen, waarna de productie naar elders werd overgeheveld en De Ridder werd gesloten. Na jarenlange leegstand wordt het omgebouwd tot appartementencomplex. Opvallend, in een tijd dat lokale en regionale bierproductie juist een enorme vlucht neemt, zoals ook juist blijkt nadat ik een terrasje op het Sint Amorplein bezoek voor de lunch. Daar maak ik kennis met Väöske van De Maestrichter Bierbrouwerij. Een werkelijk zalig donker bier dat perfect past bij dit moment en deze plek. Goede keuze.
Na de lunch loop ik wat verder het centrum in. Natuurlijk eerst naar het Vrijthof. Ook al zo kwelerig bezongen door Benny Neyman, maar nu vooral bekand van de openluchtconcerten van André Rieu. Nu is het plein een mooi open ruimte met statige oude gebouwen. Vanaf dit plein loop ik via de Brusselsestraat tot het Koningin Emmaplein. Alweer een fotogeniek plekje; op de rotonde groeien een paar bloesemende kersenbomen en de Sint Lambertuskerk funcioneert als belangrijke blikvanger aan de zijkant van dit plein.
Hiervandaan begin ik alweer rustig met de terugtocht naar huis. Eerst de Statensingel in, en dan via de Kazemattenstraat naar de Herbenusstraat naar Hoogfrankrijk. Met z’n ommuurde tuinen en een frituur die gevestigd lijkt in de garage van een gewoon woonhuis doet het hier heel erg Belgisch aan. Haast nog Belgischer dan België.
Op de hoek Grote Gracht-Mart zeilt een opgevoerd scootertje met een bloedgang de hoek om. De bestuurder heeft veel moeite het ding in bedwang te bouden en slingert hevig hevig over de kasseien van de Grote Gracht, terwijl de bijrijder letterlijk stuiterend loskomt van de buddyseat. Als door een wonder gaat dit allemaal goed, en knettert het ding verder de straat in alsof er niets is gebeurd.
Stiekem is de Markt een mooier plein dan het Vrijthof. Het oogt warmer, doordat het stadhuis middenop dit plein is gebouwd, wat de ruimte een beetje breekt. Het maakt het minder massaal. Minder kaal. Toch loop ik ook hier weer vlot voorbij, eerst een stuk richting de rivier, maar later via een kleine omzwerving toch weer naar het Vrijthof om vanaf een terrasje de dag te evalueren. Hierna wordt het toch echt tijd terug te gaan. Eerst een stukje richting Maasboulevard. Weer dat uitzicht over het water, de wijk Wijck en die markante tot wooncomplex omgebouwde brouwerij – en de Sit Servaesbrug, natuurlijk. Die is goed te zien vanaf dit punt, en ik denk terug aan eerder vanmiddag toen ik me afvroeg waar ik die brug zou kunnen vinden. Niet wetende dat ik er op datzelfde moment overheen liep. Boven mij vliegt een quadrocopter. Iemand anders vindt dit kennelijk ook een schilderachtig plekje en is vanuit een ander perspectief beeld aan het draaien. Ik loop terug de Stationsstraat in en pak de eerste de beste trein naar Amsterdam. Het is mooi geweest voor vandaag.