Naast zon, pretparken, witte stranden en bikini’s zijn er gelukkig ook verantwoorde dingen te zien hier. Vandaag bracht me dat naar Fort Myers, waar Edison en Ford allebei een winterverblijf hadden. Thomas Edison bracht er vanwege zijn gezondheid vier maanden per jaar door, voor Henry Ford was twee weken per jaar genoeg.
Erg interessant om te zien waar twee industriële grootheden hebben geleefd en gewerkt, en leuk wat meer van de beide heren te weten te komen. Dat ze hun vindingen konden slijten aan de Koreshianen wist ik al, maar in dit museum kom je bijvoorbeeld ook te weten dat ze, samen met Harvey Firestone, op deze plek onderzoek deden naar een plantaardige vervanger van geïmporteerd natuurrubber en hoor je over andere vindingrijke dingen. Edison alleen al heeft in zijn leven meer dan 1000 patenten op naam gekregen, en is één van de weinige mensen die 65 opeenvolgende jaren minstens 1 octrooiaanvraag per jaar deed. Hij heeft dus meer dingen uitgevonden of verbeterd dan de fonograaf, kinetoscoop en de electrische stoel.
Dat laatste apparaat liet hij trouwens bewust werken op wisselspanning. Hij vond wisselspanning namelijk maar niks, en door daarmee een gevangene een enkele reis naar de eeuwigheid aan te bieden, kon hij zijn voorliefde voor gelijkspanning ook op een nog altijd beproefde manier op anderen overbrengen. Angst, aangewakkerd door te roepen dat alternating current te gevaarlijk is om in huis te hebben – het wordt tenslotte gebruikt om gevangenen te electrocuteren.
De andere man die hier wel eens leefde, Ford, is naast het automerk dat zijn naam draagt vooral bekend door de uitvinding die de mens veranderde in een stukje machine. De assemblagelijn. Deze efficiënte methode van produceren maakt ‘t voor hem mogelijk zijn personeel 5 dollar per dag te betalen. Het dubbele van wat je elders kon verdienen – en daardoor waren er meteen meer mensen die zich een auto konden veroorloven. Dus handel.
Verder was hij in zijn tijd een van de weinigen die brood zag in het gebruik van verbrandingsmotoren voor het aandrijven van gemotoriseerde koetsen, zelfs al werd hij daarom uitgelachen door de voorstanders van op stoom of electrisch aangedreven wagens. De eerste Fordjes reden niet zo heel veel harder dan voetgangers kunnen lopen, en kennelijk had ‘t iets lachwekkends als er zo’n pruttelend ding tergend langzaam voorbij kwam rijden. dat veranderde snel met de in serie geproduceerde wagens als de degelijke model T, en later de modieuze A. De rest is zogezegd geschiedenis.
Na deze wandeling in de fraaie tuin van Edison en Ford volgde het meest ambitieuze deel van de dag. Een tocht naar Orlando – het epicentrum van de pretparken. De rit erheen was een genot. Lekker naar talkradio van de NPR luisteren, met erg goede items over Russen op de Wolga, een boek over hoe telegrafie, telefonie, televisie en internet allemaal dezelfde cyclus doormaken – van open, vrij en rebels naar gereguleerde ommuurde tuin – YouTubende truckers en meer moois. Dat ga ik missen.
Wel blijft meer dan 333 kilometer snelweg zonder stoppen een hele zit. Tussendoor heb ik eventjes de wenkbrauwen gefornst bij het passeren van de afslag van Gibsonton. Da’s de plek waar in het verleden de circussen overwinterden, toen ‘n circus nog voor een groot deel bestond uit dames met baard, dwergen, degenslikkers en mensen met vreemdsoortige vergroeiingen. Het postkantoor daar heeft een speciale lage balie voor lilliputters.
Ik neem aan dat ‘t tegenwoordig een stad is als vele anderen, maar dan wel eentje met een kleurrijke geschiedenis.